Recensie: Hisham Matar – Vrienden
Altijd die angst
Geen recensie over Vrienden van Hisham Matar zal de roman volledig recht doen. Het boek is namelijk op verschillende manieren te lezen, en daarmee te recenseren. Het verhaal laat zich wel in grote lijnen samenvatten: een Libiër die opgroeit als Khadaffi aan de macht is, gaat studeren in Schotland. Hij wordt door een vriend meegenomen naar een demonstratie tegen het Libische regime bij de Libische ambassade in Londen. Medewerkers van die ambassade openen het vuur op de demonstranten. Het hoofdpersonage, Khaled, raakt flink gewond, een agente sterft. Khaled kan niet meer terug naar Libië, want hij is nu een vijand van het regime geworden. Als in Libië de Arabische Lente begint, keren twee vrienden van Khaled terug naar Libië om te vechten, maar Khaled blijft in Londen.
Dirk Jan Arensman belicht in de VPRO-gids het leven van Matar en overeenkomsten met de roman. Dat is één manier om de roman te begrijpen. Een andere is om te kijken of historische gebeurtenissen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Een recensie en een interview met Matar in de Groene Amsterdammer geven inzicht in de opvattingen van de schrijver over ballingschap en vriendschap. Een roman blijft echter bovenal fictie, en dan zijn er ook andere criteria: zijn de personages geloofwaardig? Krijgt de lezer op de juiste momenten de juist (hoeveelheid) informatie? Hoe is de stijl?
Alles wat de personages doen is te begrijpen. De lezer wordt helemaal meegenomen. Khaled neemt afscheid van Hosam, zijn vriend die naar de Verenigde Staten zal emigreren. Hij denkt een paar keer: ik moet Hosam niet zo makkelijk laten gaan, maar doet dat toch. Dan komen we terecht in de jeugd van Khaled. Khaleds vader is een vooraanstaand historicus die zich niet heeft ingelaten met het regime. Dat klinkt als een handigheidje van de schrijver, want zo kan de vader allerlei informatie opdiepen over de familie van Hosam, die wel gelieerd is aan het regime. Toch is de vader vooral een mens van vlees en bloed, en het is wat lastig aan te wijzen wat alle personages zou levensecht maken. Misschien is het dat ze openlijk twijfelen, grof of zachtaardig kunnen zijn. Een grote katalysator is dat Khaled met zijn familie een radiopresentator tijdens het nieuws een verhaal horen voorlezen. Het is een kort verhaal over een man en een kat. De kat eet stukje voor stukje de man op en de man laat dat gebeuren. Het verhaal eindigt als volgt:
Hij deed zijn mond open en zei: ‘Nee.’ Het woord vulde de kamer. Het klonk verbijsterend helder. Hij wist dat hij niet allen voor zichzelf sprak. De kat hief zijn kop op en vertrok zodat de man zijn leven eindelijk kon voorzetten.
De roman gaat daarna zo verder:
Het verhaal was zo kort dat het Mohammed Mustafa Ramadan niet veel langer dan een minuut kon hebben gekost om voor te lezen. Ik wist niet precies wat ik ermee aan moest. Ik voelde me ermee besmet. In de dagen en weken daarna probeerde ik het uit mijn gedachten te verdrijven, maar het bleef zitten waar het zat, diep weggestopt, en kwam op de meest onverwachte momenten boven: als ik in het donker op de schoolbus wachtte, op dat onbesliste uur als de dag is begonnen maar de dageraad nog moest doorbreken, of als het mijn beurt was om de binnenplaats te vegen die als een publiek geheim in het hart van het huis lag, naakt onder de hemel maar veilig voor de blikken van de buren zodat je er je kleren uit kon trekken en niemand het ooit zou weten. Ik merkte dat ik maar bleef nadenken over Hosam Zowa’s beschrijving van een nederlaag die ook een overwinning was. Op die momenten kon ik niet om de claustrofobische atmosfeer van het verhaal heen, die op een afgrijselijke manier tot uitdrukking kwam in het onverklaarbare feit dat de man zich niet verzette – wat des te aangrijpender werd omdat zijn protest, toen het uiteindelijk kwam, zo snel effect sorteerde.
De formuleringen zijn precies en raak. Het is voor Khaled onvoorstelbaar dat de man niet in verzet komt. Toch is dat misschien het belangrijkste wat Khaled leert tijdens dit verhaal: dat hij zelf niet in verzet komt. Hij wil het soms wel, maar hij doet het nooit. Zelfs als zijn twee grote vrienden op Khadaffi jagen, blijft hij thuis. Misschien is het vooral de angst die Khaled drijft. Hij is immers neergeschoten, als hij met zijn familie belt, dat hoort hij agenten van de geheime dienst kuchen op de lijn. De angst is nog beter te zien bij het personage Hosam. Hij staat voor veel mensen symbool voor verzet tegen het regime. Toch werkt hij onder een andere naam in een hotel in Parijs. Als Khaled hem daar herkent, wil Hosam alleen afspreken bij een restaurant waar vandaag hij snel kan vluchten. Het duurt een flinke tijd voor Khaled en Hosam wederzijds wantrouwen kunnen laten varen.
In zekere zin blijft Khaled een buitenstaander, iemand die alleen maar wat overkomt. In veel romans zou dat een zwaktebod zijn, maar hier werkt het goed. De verlamming van ballingschap wordt zo mooi getoond. Net als de vraag of je je verleden los kan laten. Khaled lijkt dat te doen, terwijl zijn vriend Mustafa zegt:
We drijven mee met het getij,’ had hij in die hartstochtelijke dagen van de Arabische Lente gezegd, toen hij me ertoe probeerde te bewegen om samen met hem terug naar Benghazi te gaan. ‘We zijn het getij en we drijven erop. Het is even dom te denken dat we niet aan de geschiedenis vastzitten als te denken dat we de zwaartekracht kunnen negeren.
Blijkbaar kan dat wel. Blijkbaar kan je een baantje als docent Engels hebben, wat bellen met familie en vrienden in Libië en het daarbij laten.
Erik-Jan Hummel
Hisham Matar – Vrienden. Vertaald door Manik Sarkar. Meulenhoff, Amsterdam. 432 blz. € 24,99.