Een liefde zo groot om er een leven mee te vullen

Er zijn genoeg mensen die vinden dat je middelbare scholieren niet meer moet lastigvallen met oudere literatuur. Er zijn zelfs moderne schrijvers die zich openlijk boos maken over het feit dat leerlingen al die dode schrijvers moeten lezen als er genoeg levende zijn, die ook al nauwelijks meer gelezen worden. Oude literatuur bederft enkel het leesplezier, is dan de gedachte. Het probleem is echter – en dat probleem is vooral een verrukkelijk probleem! – dat veel dode schrijvers onsterfelijk zijn, júist door hun boeken. Dat sommige auteurs dat ingewikkeld vinden en de concurrentie voelen met hun dode collega’s, is begrijpelijk. De enige troost is dat zij wellicht met hun noeste arbeid en een beetje geluk zelf ooit tot de onsterfelijken zullen behoren. Met het verstrijken van de tijd wordt die concurrentie alleen nog maar groter en groter en als het aantal mensen dat leest, juist afneemt, dan komt er misschien een moment dat er meer schrijvers zijn dan lezers. We zullen het moeten accepteren. Er zijn gelukkig ook schrijvers die de onsterfelijkheid van hun voorgangers koesteren, zelfs zo zeer dat zij hun werk hertalen, om hen voor een eventuele ondergang te behoeden. Hoe nobel is dat! Arjen van Meijgaard, die zelf ook nog eens voor de klas staat, deed dat onlangs met Julia van Rhijnvis Feith. En hoe!

Dat Van Meijgaard dit werk had uitgekozen om te hertalen, verraste mij. Ik kom het niet heel vaak meer tegen op lijsten, maar is het inmiddels zo onleesbaar geworden? Ik sloeg het oude werk na jaren weer eens open en las:

In een van die bekoorlijke zomersche avondstonden, die ons van de nederdrukkende warmte eens wolkenloozen dags vertroosten, den geest verkwikken, en, onder het inademen van duizend verfrissende koeltjes, ons op nieuw het genoegen van ons aanzijn doen smaken, sloeg ik mijne begunstigde wandelplaats in.

Van Meijgaard had gelijk: dit is voor de gemiddelde leerling een onbegaanbaar pad. Ook voor andere lezers kan dit weerstand oproepen. In zijn vertaling luidt het begin:

Het was op een van die heerlijke zomeravonden, die na de drukkende warmte van een wolkeloze dag voor verfrissing van de geest zorgen. In de koele avondbries besefte ik opnieuw hoe prettig het bestaan is en ik liep richting mijn favoriete wandelplek.

De lange zin is gesplitst, de tweede naamval kundig omzeild en het is gelukt alsnog de sfeer van ‘wat langer geleden’ te behouden. Op deze manier kan iedere lezer probleemloos dit oudere verhaal induiken. De vele gedachtestreepjes op plekken waar de lezer een diep sentiment zou moeten voelen, het enige dat mij na al die jaren was bijgebleven, heeft Van Meijgaard juist weggelaten. Prima keuze en deze is ook nog eens netjes verantwoord in het nawoord.

Het verhaal gaat over Eduard en Julia die elkaar in het bos ontmoeten en op slag verliefd zijn. Julia’s vader wenst een rijkere man voor zijn dochter en omdat de deugd voor Julia erg belangrijk is, wil zij niet toegeven aan haar verlangens, en zit er niets anders op dan dat zij een zuiver platonische relatie met elkaar hebben. Als Eduard op reis gaat, blijven ze elkaar intensief schrijven. Tegen de tijd dat Julia’s vader instemt met een huwelijk, is het helaas te laat.

Bij mijn studie Nederlands in de jaren negentig van de vorige eeuw werd er wat lacherig gedaan over dit brave en hopeloos verouderde verhaal uit de achttiende eeuw. Toch denk ik dat het in de huidige samenleving best wat interessante vragen kan oproepen over relaties en seksualiteit. Lang niet voor alle culturen binnen onze samenleving is het vanzelfsprekend dat je meteen met elkaar het bed induikt als je verliefd bent. Het is best heel ontroerend om de worsteling van beide geliefden te lezen: zo intens verlangen naar elkaar in het besef elkaar nooit te mogen aanraken. Je kunt daar van alles van vinden, maar de wilskracht van deze twee jonge mensen roept ook bewondering op. Waar vind je tegenwoordig nog zo’n zelfbeheersing? Als alles waar we behoefte aan hebben, direct voor het grijpen ligt, wat is dan nog de kwaliteit ervan?

Hoe gelukkig ben ik door jouw liefde, Julia, hoe ongelooflijk gelukkig! Hier in het kille noorden, ver van jou vandaan, eenzaam en onbekend, voel ik dat het geluk dat jij me ooit gaf groot genoeg is om mijn hele leven te vullen. Zelfs hier op een onbewoond eiland!

Wie het zonder de lichamelijke aanwezigheid van zijn geliefde moet doen, zoekt wegen om toch het geluk te vinden. De menselijke geest is daartoe kennelijk in staat, zonder directe bevrediging van behoeften. Eduard zegt: ‘Hoe erg zou ik eraan toe zijn als mijn liefde alleen maar bestond uit die dwalend (sic) drift, die ons zo ver verwijdert van de engelen, en die ons juist laat lijken op dieren zonder verstand?’

Voor wie dit romantische liefdesverhaal vooral lachwekkend vindt, heeft Van Meijgaard ook nog een parodie, die enkele jaren na Julia verscheen, in deze uitgave opgenomen. Ook in die tijd werd er kennelijk al flink mee gespot. Zo biedt deze hertaling genoeg stof tot overdenking voor de moderne lezers.

Wat vooral raakt in deze tijd, waarin veel mensen bezig zijn met het vergaren van zoveel mogelijk volgers of likes, en waarin alles maar flitsend en rendabel moet zijn, of anders maar moet verdwijnen, is dat Van Meijgaard vanuit een passie iets moois opduikt en er uren tijd in heeft gestopt om dit ook in deze tijd nog toegankelijk te maken voor jong en oud. En ook al zal er vermoedelijk niet een heel groot publiek voor zijn, juist deze passie werkt aanstekelijk en doet de lezer beseffen dat iets wat ogenschijnlijk waardeloos lijkt, bijzonder de moeite waard blijkt als je je erin verdiept.

Dietske Geerlings

Rhijnvis Feith – Julia. Hertaling door Arjen van Meijgaard. Uitgeverij kleine Uil, Groningen. 134 blz. € 18,50.