Een communicerende kraak

Vermenselijkte dieren, pratend, denkend, je moet er van houden. Doorgaans zijn het dan de ons bekende huisvriendjes, dus honden en nog vaker katten. Shelby Van Pelt gooit het over een andere boeg in haar debuutroman Buitengewoon briljante wezens. Daarin bouwt de frêle zeventigjarige Tova Sullivan een ware vriendschapsband op met de slimme reuzenkraak Marcellus. Een octopus dus, van de soort die gemiddeld maar vier jaar wordt, slechts 1460 dagen. En dan te bedenken dat hij nog zo veel te vertellen heeft.

Marcellus is ooit ‘gered’ uit zee en slijt nu zijn troosteloze dagen in een niet al te groot bassin van een oud aquarium in een Amerikaans provinciegat. Tova maakt er de ramen en vloeren schoon, elke dag opnieuw, waardoor inktvis en schoonmaakster elkaar iedere dag meemaken. Zij praat tegen hem, aanvankelijk in de veronderstelling dat ze tegen zichzelf praat, maar dat verandert als het dier tekens van communicatie geeft.

Wat staat ze hier nou tegen die octopus te praten? Niet dat ze niet altijd alle dieren hier begroet, want ze is echt dol op hen, maar dit is anders. Dit is echt praten. Maar jeetje, het voelt ook echt alsof dat beest naar haar luistert.

Zoiets is natuurlijk onmogelijk.

En trouwens, ze heeft er ook geen reden toe. Niks aan de hand.

‘Nou, fijne avond nog, meneer.’ Tova knikt beleefd naar de octopus en loopt dan door.

Het is een grappig uitgangspunt voor een lichtvoetige roman, waar meerdere maatschappelijke thema’s in verwerkt zitten: de armoede van de (Amerikaanse) onderklasse, eenzaamheid, ouderdom, dierenleed. Maar Van Pelt, die in Chicago woont, maakt er dus geen zwaarmoedig verhaal van, haar debuut is juist een ware feelgood-belevenis, waarin alles netjes op zijn pootjes terecht komt. Geen intellectueel hoogstandje, dat de lezer een flink deel van het denkwerk laat doen, maar niettemin weet Van Pelt je te betrekken bij veel voorkomende kwesties, waar politici liever niet te veel over nadenken, omdat ze er niet mee kunnen scoren aangezien ze niet sexy zijn.

Tova leeft teruggetrokken, verloor haar man aan kanker en haar zoon aan een onopgehelderd ongeluk, al heeft ze wel een groepje vriendinnen om zich heen en maakt ze graag een praatje in de supermarkt. Bovendien is ze zich ervan bewust dat haar werkzame leven spoedig ten einde loopt. Marcellus voelt zich gevangen in zijn bassin, waar hij graag zo af en toe uit ontsnapt om de medezeewezens in het gebouw een beetje te klieren. En Tova’s baas in het aquarium is ook al zo’n kleinsteedse rommelaar, die gedachteloos bij de dag leeft.

Van Pelt brengt op zeker moment ook nog ene Cameron in het verhaal, van wie erg lang onduidelijk blijft wat zijn rol is. Hij is gescheiden, werkloos, leeft vanuit een gammele, oude camper, kortom nog zo’n hardcore Amerikaanse loser. Zoals in romans als deze, met aan het eind van elk hoofdstuk een mini-cliffhangertje, rijdt deze man als vanzelf het zorgvuldig gevlochten netwerkje binnen, om tegen het einde van het boek zelfs een cruciale rol te gaan spelen.

Buitengewoon briljante wezens is een boek met een ware optocht aan hoofd- en grote en kleine bijfiguren, die de meest onwaarschijnlijke gebeurtenissen meemaken en dito onderlinge relaties hebben. Geen alledaagse bezigheid, van de kapper en de was tot het verzorgen van de kat, blijft onbesproken. En dan is er dus ook nog die bijzondere band tussen mens en kraak. Het is me maar wat in het mensenbestaan. Zeker als je alle ontwikkelingen slechts letterlijk en oppervlakkig beschouwt. Suggestie, ironie of symboliek zijn niet Van Pelts forte, daar heb je andere schrijvers voor. Misschien dat de uitkomst van alle geschetste menselijke verwachtingen en hoop aan het eind van deze roman daarom niet tot vochtige ooghoekjes leidt.

André Keikes

Recensie: Shelby Van Pelt – Buitengewoon briljante wezens. Vertaald door Sabine Mutsaers. Meulenhoff Boekerij, Amsterdam. 384 blz. € 22,99.