De kleine hand van lady Macbeth

Ook voor het zevende boek over inspecteur Lund heeft Willy Corsari een villa in een dorp ergens bij Amsterdam als locatie gekozen. In Oude mensen hebben geheimen uit 1968 wordt dat huis echter niet meer door een lid van de elite  bewoond, maar is De Erkelhof veranderd in een rusthuis. De oorspronkelijke eigenaren wonen in een huisje in de buurt. De situatie doet in eerste instantie wel een beetje denken aan Rusthuis Clivia, ook De Erkelhof wordt bewoond door interessante en nogal excentrieke mensen. Ze zijn allemaal rond de zeventig en nog zeer vitaal. Veel verzorging hebben ze niet nodig en daarom solliciteert Annelie Duparc vrij argeloos naar de functie van verpleegster in het tehuis, vooral aangetrokken door het appartement dat ze er gratis bij krijgt. Maar weldra beginnen de problemen en wordt de eerste bewoner vermoord. De politie vermoedt dat het om een uit de hand gelopen juweleninbraak gaat maar al snel komen ze daar op terug want er volgen nog meer moorden.

Toen Willy Corsari dit boek publiceerde was de puzzeldetective al helemaal uit de mode geraakt.  Populair waren nu harde politieromans en psychologische thrillers. De vrouw in het Götakanaal, de eerste Sjowall en Wahloo, verscheen bijvoorbeeld in 1965. Corsari hield echter vast aan haar aardige en vriendelijke inspecteur Lund, die ook in dit boek niet één keer zijn dienstwapen trekt. Gek genoeg is hij geen dag ouder dan tijdens zijn eerste optreden in de jaren dertig. Ook zijn vrouw Puck, met wie hij alles bespreekt, is nog geen spat veranderd. Wel zijn er moderne elementen in het verhaal terug te vinden, zoals een man die overtuigend kan uitleggen waarom hij soms vrouwenkleren draagt en ook een flamboyante modeontwerper geeft kleur aan het verhaal. Verder vertrouwt Corsari in dit boek opnieuw op haar psychologisch inzicht en haar vermogen om een ingenieuze plot op te zetten.

De intrige draait – zo wordt gaandeweg duidelijk – om een onopgeloste zaak uit de bezettingstijd. De lezer komt de waarheid hierover steeds in hele kleine stukjes te weten, Corsari doseert dit heel goed. Ondertussen volgt Lund allerlei sporen, die het verhaal heel onderhoudend maken, maar die hem geen stap dichter bij een oplossing brengen. Hij heeft dit keer ook minder greep op de zaak, hij komt niet veel verder dan kijken naar het schouwspel dat zich voor zijn ogen afspeelt. Na afloop is hij zelf ook erg ontevreden, als hij oplettender was geweest had hij veel ellende kunnen voorkomen.

Ondertussen verveelt de lezer zich geen moment. De spelers worden steeds kort maar puntig geïntroduceerd en zoals altijd gebruikt Corsari een wat ironische afstandelijke toon, die nooit flauw wordt. Zo discussiëren twee bewoners, de medicus Lesser en de auteur Feiling op enig moment over Macbeth.

Als medicus interesseerde hij zich voor de theorie van Feiling dat Lady Macbeth door haar man werd vergiftigd en dat ze niet slaapwandelde en verwarde dingen zei omdat ze werd gekweld door haar geweten, maar als uitwerking van het vergif. Dat was natuurlijk heel goed mogelijk, maar Lesser was het niet eens met de rotsvaste overtuiging van Feiling dat er geen geweten bestond.

Macbeth komt aan het einde van de roman nog eens terug, als een getuige een uitspraak van lady Macbeth  citeert: ‘Alle reukwaren van Arabië kunnen deze kleine hand niet meer schoonwassen.’ Die regel laat Lund niet meer los en zorgt ervoor dat hij de oplossing voor het mysterie vindt.

Doeke Sijens

Willy Corsari – Oude mensen hebben geheimen. Luitingh – Sijthoff, 1990 (3de herziene druk opgenomen in Dubbelroman: Kinderen en minnaars & Oude mensen hebben geheimen; 1ste druk 1968), 225 blz. De roman is alleen nog antiquarisch of als e-book te koop.

(foto: Willy Corsari door Jacob Merkelbach, publiek domein)