Wie eenmaal billetjes laat schoonlikken door een zwarte hond…

Wat te doen als je kind van de bijles bij juf Mitsuko Kitamura thuiskomt en zegt: ‘Juf Kitamura, hè, die zei: als je met een papieren zakdoekje dat al een keer is gebruikt nog een keer je neus afveegt, voelt dat lekker zacht, warm en vochtig, en als je het zakdoekje dat zo al twee keer is gebruikt een derde keer gebuikt om in het toilet je billetjes af te vegen, voelt dat nog veel lekkerder.’ Misschien word je boos en zou je een standje willen geven, maar hoe en aan wie eigenlijk precies? De juf zal het vast om opvoedkundige redenen hebben gezegd, bedenk je daarna, misschien om wat spaarzaamheid aan te leren? Het kan ook zijn dat de kinderen het al snel weer vergeten zijn, maar dat je voortaan zelf bij iedere toiletgang weer even aan deze tip van de juf moet denken. Dit zijn wat bespiegelingen die de verteller de lezer voorhoudt in De bruidegom was een hond van de Japanse auteur Yoko Tawada. Waarschijnlijk zullen de meeste lezers het met de verteller eens zijn dat de opmerking van de juf nog geen reden is om je kind van de bijles af te halen. Maar wat nu als het kind een volgende keer komt met het verhaal van de juf over een jonge prinses die op de wc haar billetjes laat schoonlikken door een zwarte hond?

De moeders in het verhaal proberen de geruchten die de ronde doen over juf Kitamura aan elkaar te rijgen tot een samenhangend geheel, maar door de halve verhalen van de kinderen is dat vrijwel onmogelijk. De zeer waarschijnlijk negenendertigjarige juf is op z’n minst onconventioneel te noemen, want iedere paar bladzijden komt er een nieuwe zinnenprikkelende anekdote bij, waardoor je je steeds meer begint af te vragen: kan dit nog wel door de beugel? Het zijn weliswaar verhalen van ‘horen zeggen’, maar zou er niet een kern van waarheid in zitten?

De situaties worden steeds absurder en vanaf het moment dat een jongeman van achter in de twintig bij haar in huis verschijnt en haar op een nogal bijzondere manier het hof maakt, is het de vraag of je de grens van het betamelijke niet al ver voorbij bent. Op dat moment ben je echter al zo hopeloos aan het verhaal overgeleverd, dat er geen weg meer terug is. Ook over de identiteit en de motieven van de man gaan er vervolgens allerlei vermoedens rond, maar het verhaal gaat verder en voor de lezer valt er niet in te grijpen.

In een volstrekt nuchtere stijl weet Tawada de lezer mee te voeren in de meest bizarre ontwikkelingen en juist door die nuchterheid ben je geneigd te denken: ach, waarom ook niet? Tot je aan het einde van het verhaal verbijsterd achteromkijkt en denkt: ergens moet ik toch een grens zijn overgegaan? Waar ligt die eigenlijk precies? En dan voel je hoe je onbewust overal wel een oordeel over kunt hebben, maar dat je er zelden over nadenkt waar die oordelen nu eigenlijk op gebaseerd zijn en dat het misschien ook wel een keer goed is als die (voor)oordelen aan het wankelen gebracht worden. In elk geval werpt dit verrassende verhaal een frisse kijk op de vraag wat precies grensoverschrijdend is.

Dietske Geerlings

Yoko Tawada – De bruidegom was een hond. Vertaald door Luk van Haute. Koppernik, Amsterdam.  68 blz. € 18,50.