Post NL

Een kleine week geleden, vijf dagen om precies te zijn, toen de buitenbel overging, zag ik in het communicatieschermpje in de gang een postbezorger buiten staan, met achter zich zijn postbezorgersauto van Post NL. Hij had een pakje voor me, liet hij me door de intercom weten. Ik opende de deur, licht verheugd, want ik wist wat het was. Dit pakje bevatte vijf exemplaren van mijn verhalenbundeltje De zoete inval, slechts 108 pagina’s omvattende, maar puntgaaf en door Mizzi (uitgeverij Pluim) als geste wonderschoon gebonden uitgegeven, met een rood kapitaalbandje dat subtiel verwijst naar het omslag, waarop een aantal rode rozen staan afgebeeld, die weer verwijzen naar het titelverhaal.
         De postbezorger bleek echter twee pakketten bij zich te hebben, waarvan er een – een nogal flinke kartonnen doos – bestemd was voor de familie Hoekstra op nummer 3. Of ik zo vriendelijk wilde zijn die zending ook aan te nemen. Hij zou dan op nummer 3 een bericht achterlaten waar het poststuk zich bevond. De gewone gang van zaken, die mij langzamerhand begon tegen te staan. In casu: het soms dagenlang in de gang te hebben staan van een doos die niet voor mij bestemd was.

Dagen verstreken, vijf dus, waarna ik besloot het pakket dan maar persoonlijk af te geven op nummer 3, aan de overkant van de straat. Maar op nummer 3 bleek geen familie Hoekstra te wonen en evenmin was er op dat adres een bericht achtergelaten waar het poststuk kon worden opgehaald.
         ‘Misschien moet u die doos maar retourafzender sturen,’ was het advies van de meneer die opendeed, maar niet meneer Hoekstra was.

Welnu, dat betekende dat ik met de forse doos naar het adres Post NL in de Grote Houtstraat moest fietsen om het daar af te geven. ‘Voor m’n niets,’ zou mijn vader zeggen; mijn vader, die grof genomen, nogal een hekel aan mensen had.
        Ik twijfelde.
         (Twijfels heersen is mijn lijfspreuk.)

Dit poststuk was onbestelbaar, bestond in feite niet. Was mij opgedrongen. Wat te doen? Ik overwoog het te openen, misschien viel er met de inhoud nog iets nuttigs te doen. Er zou bijvoorbeeld een nader adres tevoorschijn kunnen komen, met de naam van de juiste geadresseerde op een ingesloten factuur. Maar het openen van het pakket leverde bij mij een ethisch bezwaar op. Zo graaien in iemands private leven doe je niet.
         En daarop restte mij niets anders dan mij bij Post NL in de Grote Houtstraat te vervoegen en de in karton vervatte overlast daar aan te bieden, ter retour naar de afzender, een adres ergens in Alkmaar.

Het was er tamelijk druk vanwege de laatste dagen van het jaar. Ik stelde me in de rij op en wachtte in groeiende ergernis op mijn beurt. Toen die zich eindelijk aandiende plaatste ik de doos op de balie en legde in kort bestek uit wat de bedoeling was.
        Ik stond tegenover een vriendelijke vrouw van middelbare leeftijd, een lieve oma, die vroeger misschien wel heel mooi geweest was.
        ‘Ja, retour afzender, meneer, dat kan, maar dan moet u er wel voor betalen,’ kreeg ik te horen.
         Hier werd ik met stomheid geslagen.
         Maar niet voor lang.
        ‘Dit meent u niet…’ begon ik, terwijl een eerste rode vlaag voor mijn ogen langstrok. Een teken dat ik op het punt stond mijn beheersing geheel te verliezen.
         ‘Wij kunnen dit zo niet aannemen…’ vulde ze aan.
         Ik keek om en zag de lange rij wachtenden achter me. De meeste ogen op mij gericht.
         Wat moest ik doen?
         Betalen dan maar?
        Absoluut niet!
        Wat had ik hiermee te maken?
        En ik viel met forse stemverheffing uit: ‘Dus ik moet betalen voor een retourzending van een pakket dat niet alleen verkeerd geadresseerd is, maar ook niet voor mij bestemd?’
         ‘Ja, meneer, maar dat zijn nu eenmaal de regels…’ hoorde ik vervolgens, op min of meer beteuterde toon.
        ‘Wilt u zich wel inhouden,’ klonk toen een mannenstem vanachter een naburige balie, waar men poststukken kon ophalen.
        Waarop ik me omdraaide en het Post NL punt verliet met achterlating van het voor mijn niets in ontvangst genomen postpakket.
         De vriendelijke dame achter haar balie riep nog: ‘Meneer..!’
         Waarom zal ik nooit weten.
         Een aanbod voor een first date zal het niet geweest zijn, hoewel ik daarop zeker zou zijn ingegaan.
         Dan was misschien niet alles voor niets geweest.

L.H. Wiener