‘Zelfs het verdriet is schitterend totdat je beter weet’

Al in 2013 is de gedichtencyclus Een kooi van klank van Anna Enquist voor het eerst uitgegeven, als het Poëziegeschenk, maar nu is de cyclus opnieuw uitgegeven en wel daadwerkelijk ‘in een kooi van klank’, ingenaaid in een omslag met notenschrift, voorzien van een prachtige cd. Deze bijzondere uitgave laat niet alleen zien hoe tijdloos en nog even indringend Enquists poëzie is, maar ook hoe kunstenaars elkaar wederzijds kunnen inspireren.

De abstracte muziekcompositie van Martijn Padding, die zich liet inspireren door Enquists cyclus, vormt, zo zegt Padding zelf in deze uitgave, ‘de neutrale bedding voor de intensiteit van tien geconcentreerde gedichten.’ Op de cd draagt Enquist haar gedichten voor, gedragen door Paddings compositie. Maar dat is nog niet alles. Een andere compositie van Padding, One Flute (2020), gespeeld door fluitist Thies Roorda, inspireerde Enquist juist weer tot vier nieuwe gedichten. Ook deze compositie met de vier gedichten is in deze nieuwe uitgave opgenomen.

Het begin van de cyclus begint met het kind dat nog niet geboren is en in deze ‘donkere / holte zonder gebrek of verlangen’ woordeloos het wiegende ritme van de moeders hartslag kan ontvangen. Op die manier vormt de baarmoeder een veilig huis van klank. In volgende gedichten dekt het lyrisch ik het kind toe met Bach en Ravel, als ze het wiegje onder de vleugel zet, en alles wat ze zingt ‘vloeit vanzelf naar haar / groeiende brein, zet zich vast, wordt / van haar.’ De geborgenheid van het kind bij de moeder, vergezeld door muziek staat in schril contrast met de ingewikkelde stilte van later, als de moeder het kind heeft verloren, omdat het ‘buiten de tijd’ is gebuiteld. Tegen die stilte is niets te beginnen. Het is of het lyrisch ik van haar eigen woorden walgt, omdat ze geen enkele zin hebben.

In de voordracht is er een samenspel tussen muziek en poëzie, waardoor eigenlijk een nieuwe cyclus is ontstaan. Juist omdat Enquist zo indringend de band tussen moeder en kind beschrijft, voegt die muzikale stem een component toe, waardoor het gedicht een extra betekenislaag krijgt. Het is of de muziek, die soms op de achtergrond en soms alleen voor of na Enquists woorden te horen is, de stemmen van moeder en kind verbeeldt.

Op het moment dat het verlies van het kind beschreven wordt, is de muzieklijn net de echo van het kind, dat als herinnering nog in de moeder aanwezig is. Die herinnering, waarin het gemis als vanzelf is opgenomen, is de enige troost die de moeder nog heeft, maar die troost is tegelijkertijd een kooi die de moeder gevangenhoudt. Ze zal nooit uit het gemis kunnen ontsnappen, maar het voortleven kan bij deze moeder niet zonder muziek. Via de muziek klauwt ze naar haar dochter:

Schubert

Wat deden wij toen zij voorgoed
was verdwenen? Gesloten strot,
klei in de benen, geen lucht,

nergens lucht. We sliepen slecht
en elk woord werd een wond.
We slopen rond op onvaste voeten.

Liever weggevaagd, maar redding
is niet aan de orde. Schubert
staat op de standaard. Je hand

pakt de strijkstok. Wit geharst
knarst hij over de snaar. Zwijgend
begin je de zoektocht naar haar.

De grilligheid van de rouw die ze in allerlei stemmingen doorloopt, is ook aanwezig in de muziek. Soms klinkt er onverwacht tussen de aarzelende sombere klanken een haast vrolijk en vlug melodielijntje. In het gedicht ben je dan net de foto tegengekomen van de dochter, een week voor haar dood, als ze op een leeg strand staat, bij avond. Zo krijgt de op zichzelf misschien vrolijke melodie iets macabers door de echo van Enquists stem. Poëzie en muziek laten elkaar nergens los, ze houden elkaar in hun greep. Je kunt het zien als elkaar dragen, steunen, maar ook als een wurggreep, gevangenschap, een kooi.

In het deel One flute probeert het lyrisch ik zich over te geven aan deze ‘liefste vallei’ waarin ‘een zoete fluit je naar grazige weiden’ lokt, waar je eindelijk kunt ademen. Dit is een verwijzing naar de bekende psalm van David, die herinnert aan Gods bemoediging als hij de mens door moeilijke tijden leidt. Enquist legt het verband tussen de troostende muziek en het goddelijke. Toch is dit even verdwijnen maar tijdelijk. Zodra je weer bijkomt is daar opnieuw ‘een schreeuw, / een ontzetting’: ‘Zelfs / het verdriet is schitterend totdat je beter weet.’

Een kooi van klank in deze uitgave werpt een indringend licht op het diepe dal dat rouw is, de voorzichtige klim naar verder leven, afgewisseld met het steeds opnieuw afdalen in de duisternis. Poëzie én muziek bestaan beide bij gratie van de tijd. Ze hebben tijd nodig om tot stand, tot leven te komen, anders dan bijvoorbeeld de beeldende kunst die je in één oogopslag kunt ervaren. Misschien dat poëzie en muziek daarom zo goed samengaan met rouw, de toestand waarin de nabestaande de tijd moet zien te verduren.

Dietske Geerlings

Anna Enquist, Martijn Padding en Thies Roorda – Een kooi van klank. Linos Edition. 36 blz. € 21,50. (mail linosproductions@icoud.com voor bestellingen)