Recensie: Chaja Polak – Over de grens
De volgende recensie over Over de grens komt uit 2001.
Ongelukkige levens
Over de grens lijkt op het eerste gezicht te bestaan uit een reeks losse verhalen maar je komt er al snel achter dat de samenhang ertussen net zo groot als die binnen een roman. De hoofdpersoon uit het eerste verhaal, de statenloze joodse Nathan Marx, die zich tijdens de Tweede Wereldoorlog schuilhoudt op het Franse platteland, komt in het slotverhaal helemaal niet meer voor. Dan speelt Rosa de hoofdrol. Chaja Polak heeft dit alles bewonderenswaardig georganiseerd, want Rosa komt in het eerste verhaal wel voor maar daar is ze een bijfiguur, een kind.
Je krijgt als lezer dus de gelegenheid langzaam dit boek binnen te groeien, wie eerst belangrijk is, verdwijnt en de figuranten uit het begin komen gaandeweg steeds duidelijker in het licht te staan. Deze opzet geeft een melancholieke toon aan dit boek: personages komen het boek binnen, spelen hun rol en verdwijnen weer. Door deze structuur benadrukt de schrijfster de vergeefsheid van al het streven van haar personages. Bovendien creëert ze via deze losse manier van componeren een sterke eenheid die er als toevallig in gelegd lijkt. Goed werk!
Polak beschrijft naarmate het boek vordert vooral het ongelukkige leven van de volwassen Rosa die er niet in slaagt zich waar dan ook en bij wie dan ook thuis te voelen. Ze hoort nergens bij, voelt zich altijd buitenstaander, zelfs bij haar dierbaren en dat geldt in feite voor alle personages. Niemand is ergens thuis of vertrouwd of voelt zich volledig veilig.
Neem nu het verhaal van het bezoek dat Rosa’s man wil brengen aan oude vrienden in Frankrijk. Zij wil niet mee, maar gaat toch mee, en haar man blijkt zich tot op het neurotische aan deze mensen uit te leveren. Niemand is binnen dit verhaal op z’n plaats, alles is misplaatst theater, Polak laat het haarfijn zien. Bij Nathan uit het eerste verhaal is deze misplaatstheid zeer expliciet benoemd: hij is letterlijk nergens thuis omdat dat hij niet over een eigen staatsburgerschap beschikt. Bij de andere figuren is de gemankeerdheid, of liever de vergeefsheid, meer impliciet, maar altijd aanwezig. Dit is de kern van haar boek.
Soms is de overkoepelende zwaarmoedigheid te zwaar aangezet. Polak neemt dan haar toevlucht tot gemakkelijke sfeerformuleringen die te veel ontleend zijn aan de stijl van de damesroman. ‘Het landhuis met zijn ranke torentje schemerde vaag tegen de trillende lucht, even onwerkelijk en sprookjesachtig als de verbleekte rozen die over de muren van de paardenstallen klommen (…).’ Dit is wel mooi maar dus wel heel erg mooi van mooiigheid, het lijkt wel een plaatje bedoel ik, zo uit een reisfolder van Neckermann geknipt. ‘Een stem fluisterde dat zij nooit heeft liefgehad zoals Ewa, nooit zó heeft liefgehad, en zweeg weer.’ Nou zo kan ie dus wel weer.
Ze schrijft te veel zinnen die een sfeer oproepen van mooischrijverij en lekker-treurig-maar-toch-mooi sentimenten. Dat was niet de bedoeling van dit boek. Polak laat zich te vaak te veel meeslepen door haar eigen melancholieke bedoelingen en kijkt dan niet kritisch genoeg naar haar zinnen.
Kees ’t Hart
Chaja Polak – Over de grens. Vassalluci, Amsterdam. 180 blz.
Deze recensie verscheen voor het eerst op 9 november 2001 in de Leeuwarder Courant.