Recensie: Jeroen van Rooij – Pioniers
Een verkenning van kantelmomenten
In de derde roman van Jeroen van Rooij worden personages niet met hun naam aangeduid, maar wel met termen als ‘de man’, ‘de vrouw’, ‘de jongen’, ‘het meisje’, ‘het kind’. Ook komt de lezer niets te weten over plaats en tijd van de gebeurtenissen. Er wordt nergens een stad of een land genoemd en de plekken zijn altijd inwisselbaar: het station, de camping, het café, het hotel. Het dichtst in de buurt van herkenbaar: een van de drukste steden van een land in een warm klimaat waar het verkeer van de andere kant komt. We kunnen enkel afleiden uit de context dat het verhaal zich ruwweg in de huidige tijd afspeelt aan de hand van het bestaan van een kunstgalerie, een auto en een trein; er is nergens sprake van een computer of smartphone maar wel van een camera. Jeroen van Rooij schrijft bewust een fragmentarische roman waarbij hij op een koele en afstandelijke manier bepaalde situaties beschrijft. Soms blijkt een personage iets te voelen, iets te denken of een intentie te hebben, maar de minutieuze beschrijving van momenten en gebeurtenissen, in korte hoofdstukken, vormt het grootste deel van de roman.
De lezer gaat onvermijdelijk en bijna onbewust op zoek naar samenhang en patronen. Op welke manier verhouden de personages zich tot elkaar? Op de flaptekst staat dat Pioniers een roman is over een vrouw, een man, een hond en twee kinderen. Maar is dat wel zo? Zijn er niet meer personages? Of worden de personages beschreven op verschillende leeftijden? De jongen en het meisje zijn geliefden en dus niet de kinderen van de man en de vrouw. Zijn ze de man en de vrouw in hun jeugdjaren? Veel vragen. En soms komt er een moment van herkenning. Er is een hoofdstuk over een jongen die van de trein stapt en door zijn moeder wordt opgehaald met de auto. Er is het hoofdstuk over een man die met natte schoenen, die duidelijk niet bestand zijn tegen de sneeuw, in een hotelkamer aankomt. Er is het verhaal waarin een meisje met de fiets wordt opgehaald van het station door een jongen die voor haar wel een muts maar geen handschoenen heeft voorzien; bovendien wordt aangestipt dat het meisje een sollicitatiegesprek had in een galerie. In een later hoofdstuk blijken deze drie personages in dezelfde trein te zitten. Dat weet de lezer omdat er sprake is van de schoenen, de handschoenen, de galerie en de reis van de jongen naar zijn ouderlijk huis. Verder gaan verschillende hoofdstukken over huishoudelijke taferelen, lezen we dat de jongen en het meisje een reis maken en dat er wordt verhuisd. De vraag moet echter gesteld worden of die ietwat krampachtige zoektocht naar iets wat op een samenhangend verhaal lijkt, recht doet aan de roman. Is begrijpen soms niet eerder een beperking?
Pioniers, zo blijkt uit de flaptekst, is een roman die de momenten van de personages beschrijft ‘waarop hun levens een wending nemen, of heel even hun betekenis bloot lijken te geven, wanneer alle mogelijkheden zich kort openbaren, om daarna weer netjes in het gelid te lopen van de alledaagse realiteit.’ De roman is dus eerder een literaire en filosofische verkenning van betekenisvolle momenten. En dus helemaal geen roman over structuur, samenhang of een plot. Het is dan ook zo dat de lezer de roman moet lezen: als een aaneenrijging van fragmenten van alledaagse gebeurtenissen waarin plots alle mogelijkheden open staan. Dat de roman koel en afstandelijk aandoet en daarom de lezer niet emotioneel betrekt bij het verhaal is dan ook geen nadeel maar een bewuste en positieve keuze. De taal is consequent kaal, zonder zwierige adjectieven of bonte vergelijkingen. En altijd erg helder en trefzeker. Met Pioniers heeft Jeroen van Rooij dan ook een krachtige en fascinerende roman geschreven die niet binnen de lijntjes kleurt.
Kris Velter
Jeroen van Rooij – Pioniers. het balanseer, Gent. 172 blz. € 22,00.