Het existentiële probleem van het varken

De vriendin woont en werkt in Berlijn en lijkt het daar wel naar haar zin te hebben. En dat is niet wat de ik-figuur in Twintig keer Dee van Oliver Reps had gehoopt toen zij naar de Duitse hoofdstad vertrok om er een paar maanden te studeren. In het begin zocht hij haar nog regelmatig op, maar daar is na wat misverstanden de klad ingekomen. Het lange epische gedicht begint als de verteller in een opwelling de trein naar Berlijn boekt en vertrekt.

Je wil niet weten hoe druk het hier is

Amsterdam Centraal
Woensdagochtend
Tien over zeven

Ik kom hier niet vaak
En zeker niet op dit tijdstip
Een krankzinnig mierennest
Alles krioelt alle kanten op
Koffie is big business
Cafeïne
Dus ik bestel een latte
Bij een vrouw in een raar roze pakje
Ze deed haar werk razendsnel
Maar zonder welke emotie dan ook
Ik vraag me af of ze me überhaupt heeft gezien
Denk eigenlijk van niet
Weet het wel zeker
Ze keek dwars door me heen
Ze keek dwars door alles heen

Honderddertig bladzijden verderop zit de ik-figuur in een café in Berlijn. Het meisje Dee heeft zijn berichten nog steeds niet gelezen en dan luiden de laatste woorden:

Ik open mijn laptop
Bestel een latte

Tussen die twee lattes babbelt de ik-figuur onafgebroken door over het verleden (de kennismaking met Dee en hun eerste mooie tijd samen), het heden (voornamelijk de lange treinreis) en de toekomst (het moment waarop Dee straks naast hem zal staan en ze een beetje ongemakkelijk om elkaar heen draaien. De liefde is immers definitief over.) Maar aan die laatste, vrij gedetailleerd beschreven hereniging komen we dus niet toe. Dee is en blijft weg.

Hoewel de verhaallijn hiermee wel zo ongeveer is samengevat, bevat de tekst toch wel een aantal opvallende passages. Opvallend in hun onopvallendheid misschien. Het probleem van de koeien bijvoorbeeld. Het valt de reizende ik-figuur op dat er geen koeien lopen in de weilanden waar de trein tussendoor raast. Totdat opeens vlak voor Berlijn: ‘Koeien! / Eindelijk koeien / Heel veel koeien / Zwart-witte koeien / In de verte / Ze zijn er dus toch’. Het lijkt een onbelangrijk detail, alleen interessant voor een eenzame reiziger, wanhopig op zoek naar afleiding.

Die zwart-witte koeien vormen weer wel de schakel naar een ander, wezenlijker thema in de bundel. Twintig keer Dee verwijst ook naar de twintig foto’s die de verteller ooit van de slapende Dee heeft gemaakt. Het waren er veel meer, vertelt hij, maar de gemaakte selectie is opgenomen in de bundel. Die foto’s zijn gemaakt door de bekende Amsterdamse portretfotografe Anne Reinke. Het zijn twintig zwartwit foto’s van een slapende vrouw. Soms van een detail (een voet, een been), de meeste op een mooie, mysterieuze manier onscherp. Op een aantal figureert een kat.

Het zijn juist deze spannende beelden, eerst eigenaardige illustraties, en na de verklaring in de tekst foto’s van Dee, die de bundel uiteindelijk naar een hoger niveau trekken. Zelfs na de eendimensionale uitleg blijven ze verwonderen en intrigeren en zijn daarmee eigenlijk poëtischer dan de woorden eromheen. Waar de filosofische overpeinzingen in de tekst zich eerder op incidenten zonder veel diepgang richten, zoals de koeien, de koffie of de tweetalige vaste grap van de man van de restauratiewagon, nadat de verteller een hotdog heeft besteld:

En of ik weet was das existenzielle Problem vom Varken ist?
En geeft het antwoord meteen zelf maar

Dat Wurst so verdammt lekker smeckt.
Goede appetit!

Dat is ook het hele existentiële probleem van de hereniging met Dee: die gebeurt niet. En de lezer weet dat vanaf de eerste bladzijden.
Maar dan zijn er opnieuw de foto’s, die vraagtekens. Je blijft kijken, zoeken, speuren naar aanwijzingen. Twintig keer Dee in twintig poëtische foto’s. Het kon minder.

Jan de Jong

Oliver Reps – Twintig keer Dee. Met foto’s van Anne Reinke. De Harmonie, Amsterdam. 136 blz. € 20,00.