Over faalangstige olifanten en windparels

‘Het staat vast dat een olifant die bij het africhten wat minder snel van begrip was en meer dan eens slaags kreeg, ’s nachts werd aangetroffen terwijl hij zijn opdrachten stond te oefenen.’ Dit hartverscheurende beeld van een faalangstige olifant die ’s avonds hard aan het oefenen is om de volgende dag geen straf te krijgen, te vinden op de tweede bladzijde van de prachtige uitgave De olifant en andere dieren van Plinius, kruipt onder de huid. Of het waarheid is of verbeelding, doet er eigenlijk niet meer toe, want een diepere waarheid ontvouwt zich juist in die verbeelding.

Het boek is misschien niet zo geschikt om achter elkaar uit te lezen. In feite lijkt het wat op een encyclopedie. Het is een heerlijk boek om op je nachtkastje te leggen voor het slapengaan, of op de keukentafel als tussendoortje, een mooi boek om cadeau te doen ook. Voor even kom je dan in een haast magische dierenwereld terecht, waarvan niet altijd duidelijk is of het feiten betreft. Plinius beroept zich op verhalen van horen zeggen of andere auteurs, waardoor het waarheidsgehalte wat twijfelachtig is.

Wat te denken van zieke olifanten die zijn waargenomen op hun rug, terwijl ze planten in de lucht gooien om gebeden over te brengen? Zulke verhalen vergeet je niet gauw en zetten je aan het denken: als olifanten een intelligentie hebben die die van de mens nadert, waarom is het dan de olifant die knielt voor de koning en niet andersom? Wat Plinius over de samenleving en het gedrag van olifanten schrijft, is een prachtige spiegel voor de mens: hoe gaan wij met elkaar, maar ook met die dierenwereld om?

Het boek is verdeeld in landdieren, waterdieren en vogels, maar het deel van de landdieren beslaat het grootste deel van het boek. De meeste besprekingen bestaan uit slechts een of twee bladzijden. Er zit niet echt een systematiek in. De ene keer begint hij met de kleur van het dier, de andere keer met het gevaar, een gelijkenis met een ander dier, het leefgebied, de manier van voortplanting of nog weer wat anders. Die afwisseling maakt het boek juist heel verrassend.

Het leukst zijn natuurlijk de meest bizarre verhalen: hoe de Skythen bijvoorbeeld het liefst merries gebruikten in de strijd, ‘omdat die in volle vaart kunnen wateren.’ Het is maar dat je het weet. Misschien moet je ervoor oppassen deze kennis overal rond te bazuinen, want wie weet sla je de plank volledig mis, maar in elk geval bieden de verhalen stof tot aangename conversaties als het gesprek even stilvalt. Soms word je aangespoord om op onderzoek uit te gaan. Wat weet je bijvoorbeeld van ezels? Lopen zij echt dwars door het vuur voor hun veulens? En hebben zij daadwerkelijk zo’n afkeer van het water dat zij er zelfs voor terugdeinzen hun hoeven nat te maken en niet over een brug durven lopen als tussen de planken door het water glinstert? En is het je ooit opgevallen dat runderen de enige dieren zijn die ook achteruitlopend grazen?

De verhalen gaan over meer dan alleen dieren. Soms krijg je een korte beschouwing over de natuur in het algemeen. Aan het begin van het deel over waterdieren beweert Plinius bijvoorbeeld dat in de zee vele, zelfs monsterlijke levensvormen te vinden zijn, ‘omdat de kiemen en grondstoffen zich met elkaar vermengen en onder invloed van wind of golven in verschillende verhoudingen door elkaar raken.’ Ook schrijft hij dat alles wat ergens in de natuur voorkomt, maar ook het levenloze, een evenbeeld in de zee heeft. Zo heb je een ‘zeedruif’, ‘zwaardvis’, ‘zaagrog’ en ‘zeekomkommer’. Prachtige verhalen vertelt hij daarna over de liefdevolle verbinding tussen mens en dolfijn.

Heel actueel is ook Plinius’ visie op onze spilzucht. Nergens is deze sterker te zien dan bij onze verhouding tot schaaldieren: purper en parels. Kennelijk hebben wij niet alleen vissen nodig om ons te voeden, maar ook nog luxe om ons mee te kleden en versieren. Vervolgens vertelt hij over hoe parels ontstaan, maar soms door donder en bliksem ook ‘windparels’ als de schelpen uit angst zijn dichtgeklapt. Gruwelijk is het verhaal over Cleopatra die wilde pochen met het snel kunnen eten van het meest kostbare voedsel. Op haar bevel werd een schaal azijn voor haar neergezet en daarin loste ze een van haar meest kostbare parels op en slurpte deze op. De andere parel kon nog net gered worden.

Van het vogeldeel is de beschouwing over de nachtegaal prachtig:

De nachtegaal brengt een melodieus geluid voort en houdt dat zonder adem te halen lang aan, varieert het dan weer door te modeleren, klinkt staccato door te onderbreken, brengt met ingehouden trillers verbindingen aan, verlengt zijn lied door te herhalen en klinkt dan weer onverwachts gedempt; af en toe murmelt hij in zichzelf, zingt dan weer voluit, hard, schel, snel, lang aangehouden, naar believen met trillers, en hoog, laag of houdt daar het midden tussen. Kortom, in zo’n klein keeltje schuilt alles wat menselijke kunst met behulp van talloze ingenieuze blaasinstrumenten heeft verzonnen.

Wie na het lezen van De olifant en andere dieren niet verheugd de natuur kan instappen, omdat hij bijvoorbeeld elders aan het werk moet, kan zichzelf troosten met al die prachtige voorstellingen in het hoofd, of simpelweg met de gedachte deel uit te maken van deze wonderlijke schepping. Maar het mooist zou het misschien wel zijn als in een wereld waar onophoudelijk onze kinderen worden blootgesteld aan geweld, honger, kou, hitte, geestelijke druk en welk onheil nog niet meer, we ons steeds meer zouden gaan gedragen als de olifant, zoals Plinius die beschrijft:

Ze gedragen zich zo zachtmoedig ten opzichte van minder sterke dieren, vertelt men, dat ze, als ze in een kudde kleinvee terechtkomen, dieren die hun voor de voeten lopen met hun slurf opzijschuiven om ze niet per ongeluk te vertrappen. Als ze niet worden uitgedaagd doen ze geen kwaad en omdat ze altijd in kuddes lopen zwerven ze van alle dieren het minst solitair rond. Als ze door ruiters worden ingesloten halen ze zwakke, vermoeide of gewonde soortgenoten naar het midden van de kudde en doen, alsof ze onder bevel staan of een bepaalde tactiek volgen, om beurten een uitval.

Dietske Geerlings

Plinius – De olifant en andere dieren; een selectie uit de Naturalis Historia. Vertaald door Joost van Gelder, Mark Nieuwenhuis en Ton Peters. Athenaeum – Polak & Van Gennep, 128 blz. € 11,99.