Recensie: Jane Gardam – Laatste vrienden
Verrassende gebeurtenissen
Lang voor dat de kwalificatie ‘Dickensiaans’ verscheen op bladzijde 164 o.a., dacht ik: dit is een Dickensiaans verhaal. Jane Gardam moet een bewonderaar zijn van Dickens. Ik dacht dat vanwege de krankzinnige gebeurtenissen rond Terence Venetski, alias Veneering en vanwege de informatieve stijl. Gardam is nooit redundant. Ze laat met genoegen allerlei gebeurtenissen weg, zoals het torpederen van de boot waarop Terence (Terry) uit het gebombardeerde Engeland zou wegvluchten naar Canada, samen met andere kinderen, meest weesjes. Terence weet nog niet dat hij ook al wees is. Zijn vlucht gaat niet door, omdat hij zijn beschermers te overheersend vindt en intuïtief begrijpt dat het sexueel niet deugt. De veertienjarige Terence wil terug naar huis. Joost de Vries schrijft in zijn bespreking in De Groene: ‘zonder zelf te kunnen uitleggen waarom rende hij vlak voor vertrek van de loopplank af’, maar het is hem duidelijk dat er iets niet pluis is. Het ouderlijk huis is nu weggebombardeerd, evenals zijn ouders, de acrobaat uit Odessa en zijn moeder, de kolenvrouw, een wonderlijk stel, zeer Dickensiaans. Pas veel later lezen we dat de kinderen bijna allemaal zijn verdronken. Terence wordt opgevangen door zijn schooldirecteur en een weldoener zorgt dat hij een goede opleiding krijgt als jurist. In de andere romans kunnen we lezen over wat hem overkomt in het Verre Oosten en hoe hij trouwt met een mooi, rijk, maar ongelukkig Chinees meisje. Hij wordt op slag verliefd op de vrouw van zijn rivaal, die één maal voor hem zwicht, maar verder haar man haar leven lang trouw blijft, terwijl Terence van haar blijft houden.
Jane Gardam schreef Een onberispelijke man, Een trouwe vrouw en een klein boekje De geheime brieven en het is beslist aan te raden deze boeken te lezen, voor je, zoals ik, aan Laatste vrienden begint. Ik kon er moeilijk in komen. Pas toen de jeugd van Terence werd verteld, raakte ik geboeid en begreep wat een goede schrijver Gardam is. Ze heeft niet voor niets tweemaal de Whitbread/Costa Award ontvangen.
Toen ik dit boek uit had, begon ik opnieuw, met heel wat meer begrip. Al vrij snel, op bladzijde 12, las ik dat Terry ‘tijdens een belachelijk tripje om het leven kwam – op Malta kwam hij met zijn voet in een gat in een klif, en daarna kreeg hij trombose’, maar dat zei me niets, tot ik op bladzijde 190 las, wat er gebeurde. Zijn levenslange vijand, met wie hij zich op het laatst verzoent, zegt, als hij het hoort:
‘Domme oude dwaas. Veel te oud voor dat soort dingen. Ik heb ’t hem nog gezegd.’ Maar hij was er zelf verbaasd over hoezeer hij hem miste.
Op 190 staat: ‘Toen Old Filth het nieuws hoorde zei hij: ‘Ouwe gek. Zo’n avontuur op zijn leeftijd. Zelfs als hij het had gevraagd zou ik niet zijn meegegaan.’ Maar dan zit hij de lange avond, zonder whisky, zonder eten te staren in het winterse donker. Hij gaat niet naar de begrafenis. ‘Die onnozelheden doen me niets meer.’ ‘Maar de volgende onnozelheid zou van hemzelf komen, want de daaropvolgende keren vertrok hijzelf moederziel alleen naar zijn geboorteplaats, die hij nog steeds ‘de Maleise Staten’ noemde, en overleed toen hij uit het vliegtuig stapte.’
Pats, boem! De eerste keer zei de passage me niets, ik was het vergeten.
Zo zijn er ook allerlei verrassingen in klein bestek. Dulcie, de weduwe van een rechter in Hong Kong, heeft verdriet van haar Amerikaanse dochter en haar zoon. Ze gaat op bezoek bij twee oude vriendinnen en vertelt hoe haar dochter haar de hele tijd het gevoel geeft dat ze een sukkel is en dat ze nooit gelukkig is met haar rijke man en zoon. ‘Ze heeft haar vriendin’, zegt een van de tweeling gemeen. Er volgt een lange stilte en dan zegt dezelfde trol: ‘Wist je dat niet? Dat moet je toch hebben geweten.’ Dulcie wist nergens van.
Soms heel subtiel. Bij het huis van Old Filth zijn roeken. Ze zijn een troost voor hem. Er wordt dan verteld dat de roeken er altijd zijn, behalve als er een ramp gebeurt. Veel later vraagt Dulcie aan Fred die bij haar is ingetrokken of hij de roeken hoort en dat ze er weer zijn, waarop Fred vraagt of ze ooit zijn weggeweest. De lezer weet dat de ramp Old Filth zelf betreft.
Bij de begrafenisdienst van Veneering ontmoet Dulcie Fiscal-Smith, iemand die er nooit bij hoorde, een zuinige profiteur. Hij stapt in haar taxi en later in de trein met haar en de kleinzoon, die hij niet antwoordt op zijn vraag wat een ghillie is. De Amerikaanse jongen heeft eerder geklaagd dat niemand antwoord geeft op zijn vragen. Dulcie denkt dat Fiscal-Smith waarschijnlijk uit is op een gratis logeerpartij en ze denkt ook – ze is bijna drieëntachtig -: ‘Straks vraagt hij me nog ten huwelijk.’ Ze wijst hem de deur, schrijft later excuusbrieven uit medelijden. Aan het slot van de roman waggelen ze arm in arm in de kerk die door een enorm legaat van Filth is opgeknapt. Gezang, orgeldreun. ‘‘Rustig liefje,’ zei Fiscal-Smith. ‘Rustig.’ En zo naderden ze de Wederopstanding.’
Remco Ekkers
Jane Gardam – Laatste vrienden, Cossee, Amsterdam. Vertaald door Gerda Baardman, Kitty Pouwels. 320 blz. € 22,99.