Recensie: Peter Middendorp – Jij bent van mij
Welke vrije wil?
Twee eerdere romans van Middendorp, Noordeloos en Vertrouwd voordelig, waren voor een fors deel autobiografisch en speelden in Drenthe. In zijn vierde roman Jij bent van mij komt hij los van die elementen en implanteert hij ons in het hoofd van een boer, een jonge vader, die zich vergrijpt aan een jong meisje. Ook hier voelt de ik-figuur een afkeer voor zijn vader, nog steeds speelt het verhaal in de provincie, maar nu zoomt Middendorp in op hoe de psychologie werkt. Niet de buitenste laag: hoe werkt de wereld op je in, maar een laag dieper: hoe verwerk je de dingen?
Veel dingen overkomen Tille Storkema. Als kind is hij er getuige van hoe zijn vader een been verliest in een landbouwmachine en kan hij alleen maar kijken. De keuze voor een partner en voor kinderen lijkt iets wat hem gewoon overkomt. En voor hij het weet zit hij in een tredmolen waarin hij een rol moet aannemen. Het conflict tussen individu en omgeving, tussen je eigen verlangens en de verwachtingen van je omgeving lijkt het centrale thema bij Middendorp. Zijn vrouw wordt er niet aantrekkelijker op en het consumeren van het huwelijk neemt af naarmate zijn vrouw dikker wordt en haar haar korter laat knippen. Natuurlijke verlangens borrelen in een man die zich niet kan uiten, met als begrijpelijk (niet hetzelfde als logisch of terecht) resultaat een impulsieve verkrachting en een moord. Wat er precies is gebeurd weten we niet, dat heeft de ik weggestopt in de krochten van zijn kolkende brein, maar dat hij verantwoordelijk is voor de moord, wordt duidelijk. Maar dat is niet wat het boek zo bijzonder maakt, want er zijn vele van dergelijke verhalen.
De stijl is een sterk punt aan het werk van Middendorp. Neem zo’n beginzin als ‘Ik stond achter op het veld, toe te kijken hoe het linkerbeen van mijn vader door een maaidorser werd opgegeten.’ Die komma maakt dat het een andere zin is dan ‘Ik stond achter op het veld toe te kijken hoe…’ Want bij de laatste zin gaat het erom waar de ik staat, en bij Middendorp zijn het twee zinnen die door die komma worden samengesteld: ‘Ik stond achter op het veld’ en ‘Ik stond toe te kijken’. De nadruk komt te liggen op het feit dat de ‘ik’ niets doet. Ook weten we meteen dat het iemand is uit een landelijk milieu (stadsen noemen een weiland een weiland, en op een voetbalveld rijden geen maaidorsers). Coen Peppelenbos noemt de stijl van Middendorp (in zijn recensie hier over Vertrouwd voordelig) ‘de drietrapsraket. Eén zin doet een bewering, er volgt een specificatie en daarna een relativering of overdrijving.’ Na de eerste zin komen wederom twee aanvullingen: ‘Het was zijn eerste eigen maaidorser. Lang had hij er niet aan gewild.’ Dat maakt het geheel allemaal nog schrijnender, en lulliger tegelijk. Verder is de zin ook prachtig symbolisch. Want waar de vader zijn bewegingsvrijheid verliest aan iets wat van hem zelf is, verliest de zoon zijn vrijheid (hij belandt in de gevangenis) door een daad die uit hemzelf voortkomt. In beide gevallen zijn de verwachtingen van de omgeving de katalysator. Maar er is meer: door deze traumatische ervaring wordt de zoon gevormd. Want niemand heeft aandacht voor hem: alle aandacht gaat naar de vader die het ongeluk overleeft. Bij de zoon culmineert dat in een gevoel van geminacht worden. Een selffulfilling prophecy: niet gezien worden maakt uiteindelijk dat de hoofdpersoon tot zijn dramatische daad komt.
Het verschil met zijn eerdere, meer autobiografische werk, is dat Middendorp zich evident wél kan uiten en Tille niet. Daardoor overstijgt de auteur het verhaal en kan hij zich nog meer richten op de stijl. De drietrapsraket wordt hier een kernraket, want de zinnen worden hier paragrafen. Gedachten, gebeurtenissen en gesprekken worden door elkaar geweven (in het hoofd van de ‘ik’) tot een kolkende massa, tot de kern. Gebeuzel van zijn vrouw (over Senseo-koffie, hoeveel pads erin moeten, een voetenbad) het samen wachten op een Tv-programma (onduidelijk of dat gaat over de moord of niet), de vader van de hoofdpersoon die last heeft van fantoompijn en Tille’s gedachten aan fietsen brengen ons steeds weer naar dat wat hij wil vergeten. De stapeling van elementen werkt ook symbolisch: de fantoompijn is het verleden, dat wat er niet meer is en toch wel, terwijl de zoon zichzelf voorhoudt dat na zeven jaar geen cel uit de tijd van het misdrijf nog in je lijf zit.
Ook een verschil met eerder werk van Middendorp is dat dit hele boek veel symbolischer is. Waar de oranje gloed van de lichtreclame van Blokker meer een sferisch effect had, is het boek nu opgebouwd uit vier seizoenen, fasen in de processen die spelen. En dat het DNA-onderzoek leidt naar de dader omdat het diepgaander is dan een cel, het gaat om het wezen van de cel, de eigenschappen, zo gaat het hier om het wezen van de Tille als vader, die zich niet wilde aangeven omdat hij bij zijn kinderen wil blijven, bij zijn dochter die hij net iets te lichamelijk liefheeft, met wie hij net iets te weinig kan praten, die zijn DNA heeft geërfd. Alles grijpt in elkaar.
Als ik eerlijk ben, krijg ik dat allemaal pas op een rijtje nu ik dit schrijf. Wat het meest opvalt is hoe Middendorp ons laat zien hoe het brein werkt van iemand die als een eenvoudige boerenzoon, een gewoon mens in pure vorm denkt. Hoe het onbewuste en het bewuste elkaar afwisselen. Hij zet dat af tegen de droom, waarin Tille ook worstelt met het verleden, maar een droom is één situatie, en de stroom van onze gedachten associeert, springt heen en weer en dan ineens duikt hij weer het diepe van de poel van onze herinneringen in. Zo heeft Middendorp met dit boek dus een sprong gemaakt, naar een hoger plan, van zinnen die elkaar versterken naar lijnen in een verhaal die hij meesterlijk weeft in een strak geschreven tapijt van een leven. Ironie, lulligheid en het wezen van de dingen komen samen. Dat is waarom literatuur bestaansrecht heeft, naast de wetenschap van de psychologie: omdat stijl het middel is om dat ons te laten beleven. Dat de titel kan slaan op de dochter en op het slachtoffer, en op de eigen maaidorser van zijn vader, dat ons brein en ons wezen en de omstandigheden daarin misschien niet eens een onderscheid maken maar dat ze een geheel zijn, dat leert de taal ons. Pijnlijk prachtig.
Hanz Mirck
Peter Middendorp – Jij bent van mij. Prometheus, Amsterdam. 304 blz. € 19,99.