Een liberaal die de burger met rust laat

Terecht merkt historicus Remieg Aerts in de introductie van deze zeer lijvige en levendige biografie van de grootste en belangrijkste staatsman die ons land ooit heeft gekend op dat van de politici uit het oudere verleden niemand zo bekend is als Johan Rudolf Thorbecke (1798-1872). Overal zijn straten, pleinen, scholen etc. naar hem vernoemd. Met Willem van Oranje is hij de enige Nederlander die in drie plaatsen – Zwolle, Den Haag en Amsterdam – een standbeeld heeft.

Dat is volkomen terecht. Als geen ander heeft Thorbecke de vorm van het moderne Nederland bepaald. Allereerst natuurlijk door de Grondwet van 1848 en de daaruit voortvloeiende wetgeving die het ‘huis van Thorbecke’ vormgaven dat nog steeds fier overeind staat, ondanks onmachtige aanvallen door mensen die denken dat ze het beter weten. Het kan haast geen toeval zijn dat het een land heeft opgeleverd dat vrede en grote voorspoed kent, sinds het in de negentiende eeuw door Thorbecke’s hand werd opgestoten in de vaart der volkeren.

Hout
Dit is bij lange na niet de eerste levensschets van Thorbecke, in 2004 nog verscheen van Jan Drentje het lijvige Thorbecke, een filosoof in de politiek, dat zoals de ondertitel al aangeeft vooral gaat over zijn denken. Aerts trekt het breder en vertelt het hele levensverhaal, met fijn veel anekdotes en ter zake doende quotes, zonder dat hij de rode draad uit het oog verliest. We lezen over zijn afkomst en opgroeien als relatief buitenstaander in Zwolle, want behorend tot een van oorsprong Lutherse familie met Duitse wortels, en over de bepalende rol voor zijn vader, die Thorbecke’s potentie snel had herkend en een grootse toekomst voor hem voorzag, terwijl hij zelf aan lager wal raakte en in plaats van aanpakken hoopte op een prijs in een loterij of een sinecure die hem naar eigen dunken rechtens toekwam, ook al voerde hij zelden iets uit. Het beeld van de grote man wordt echt compleet door de aandacht die Aerts heeft voor zijn persoonlijke leven, waarin zijn grote liefde Adelheid een belangrijke rol speelde. De redactie had iets strakker gekund in het opsporen en elimineren van doublures, maar een kniesoor die daar op let.

Thorbecke junior is uit compleet ander houdt gesneden dan zijn vader. Hij staat belachelijk vroeg op om maar zoveel mogelijk te kunnen werken, werpt zich op filosofie en geschiedenis, maakt met enige moeite carrière in academia en belandt uiteindelijk in de landspolitiek, na het lidmaatschap van de Leidse gemeenteraad.

In die tijd, de jaren veertig van de negentiende eeuw, bevond ons land zich op een tweesprong. De van oorsprong decentrale federatie was door de Patriotten en Fransen al omgesmeed tot een moderne natiestaat onder centraal gezag, maar dat had met de Oranjes aan het hoofd ondanks de aanwezigheid van een parlement en andere instituties nog steeds een welhaast feodaal karakter, onderworpen als het was aan de luimen van een vorst met vergaande bevoegdheden.

Slavernij
Het was Thorbecke die daar als de facto premier – de functie bestond formeel nog niet – een einde aan maakte. Hij besefte heel goed dat ons land organisatorische kaders nodig had. Dus werd oude wet- en regelgeving waarin bijvoorbeeld bevoegdheden waren vastgelegd vervangen door nieuwe, beter toegerust voor de nieuwe tijd.

Dat ging uiteraard niet zonder slag of stoot. Het establishment, de koning voorop, verzette zich met hand en tand. Zonder geweld, maar wel met alle mogelijke politieke middelen. Het is één van de grote verdiensten van Thorbecke geweest dat hij de grote lijn bleef vasthouden en zich door niets of niemand van de wijs liet brengen. Koning Willem III haatte hem en liet dat merken; hij trok zich er niets van aan. Ook toen de koning Schiedam wilde laten bombarderen nadat daar bij rellen een artilleriepaard was omgekomen gaf hij geen krimp.

Liberaal
Thorbecke wordt algemeen gezien als een liberaal pur sang, maar dat ligt iets ingewikkelder, ook al doordat het liberalisme vele varianten kent, die allemaal hun eigen banen rond de vrijheidszon draaien. Het klassieke liberalisme heeft veel van zijn wortels in het Verenigd Koninkrijk, Locke wordt algemeen gezien als de grondlegger, in de negentiende eeuw neemt John Stuart Mill de fakkel over. Beiden worden slechts zijdelings genoemd, Locke eenmaal, Mill twee keer – en Bentham zelfs helemaal niet. Het denken van Thorbecke komt dan ook veeleer vanuit Duitsland en de Romantiek, eerder dan de Verlichting.

Wat hem wel tot een echte liberaal maakte was zijn voorkeur voor wat Isiah Berlin veel later in Two concepts of Freedom ‘negatieve vrijheid’ zou noemen, de idee dat de overheid de burger zoveel mogelijk met rust moet laten en zijn handelen liefst beperkt liet tot het scheppen van voorwaarden en het opruimen van obstakels, in plaats van mensen vertellen hoe ze in vrijheid moeten leven. Dat werd soms erg concreet, zoals in 1862 bij de afschaffing van de slavernij, en in 1871, toen Thorbecke Aletta Jacobs toestemming gaf zich in te schrijven aan de universiteit.

Kunst
Thorbecke mag dan een historicus en filosoof zijn geweest, hij heeft vrijwel niet aan theorie gedaan. Zijn denken blijkt vooral uit zijn handelen. Toch zijn er ook uitspraken die het illustreren, zoals de befaamde stelling dat de overheid zich verre moet houden van kunst. ‘Kunst is geen regeringszaak’ – wie vindt dat kunst aan subsidie ten onder gaat en we sinds de invoering van de contraprestatie geen fatsoenlijk schilderij meer hebben voortgebracht, louter kladwerk en uitpuilende depots met kunst die niemand wil hebben, ook al kreeg hij er geld bij, mag die quote graag in het debat gooien, waarna er altijd wel een wijsneus zijn snuit voor even uit de trog haalt om tegen te werpen dat Thorbecke daarmee bedoelde dat kunstenaars met rust gelaten moeten worden bij het scheppen en ruimschoots worden beloond, zonder dat daar ook maar een begin van een voorwaarde aan verbonden zou mogen worden.

Dat eindigt altijd in een vruchteloos welles-nietes, het is daarom goed dat Aerts de kwestie voor eens en voor altijd uit de doeken doet, op de pagina’s 602 en verder, hoe het zit. Thorbecke deed de uitspraak voor het eerst op 22 september 1862, in de Tweede Kamer. Net als godsdienst en wetenschap was kunst het beste af zonder overheidsbemoeienis, lichtte hij enkele maanden later toe. Hij verweet zijn opponent Groen van Prinsterer en diens medestanders dat zij ijverden voor een ‘materialistisch protectionisme’, omdat zij bepaalde beroepsgroepen financieel wilden steunen. Een slechte zaak, vond Thorbecke:

Ik zal nimmer zuinig zijn daar waar het blijkt, dat men tot ontwikkeling van kunst of wetenschap hulp behoeft; maar aan te nemen dat men door ruimte van materiele hulp werken van genie bevordert, ik geloof dat de ervaring het tegendeel heeft bewezen.

Op de tegenwerping dat talent geholpen moest worden riposteerde Thorbecke enkele jaren later in een Kamerdebat met de stelling dat veel talenten er juist bij gebaat waren dat zij zichzelf moesten zien te redden. Maar was cultuur dan niet belangrijk voor ons prestige? Zeker, vond Thorbecke, maar dat wilde niet zeggen dat de overheid er dan maar geld naartoe moest smijten. Dat moest uit de samenleving zelf komen, net als in de Gouden Eeuw. De overheid zou dan, weinig verrassend, kunnen faciliteren, bijvoorbeeld door het mogelijk maken van kunstonderwijs.

Marx
Wij leven hier tussen Oostfriesland en de Schelde tot op de dag van vandaag in het schijnsel van Thorbecke, wat iets wil zeggen over de omvang van zijn prestatie. Menig staatshervormer zag zijn schepping nog tijdens zijn leven verkruimelen, de zijne staat nog fier overeind, waaraan zal hebben bijgedragen dat hij liever voor degelijke fundamenten en geleidelijkheid ging dan de in diverse buitenlanden zo populaire revoluties, die even zovele strovuren bleken. Het komt ook door zijn scherpe inzicht in maatschappelijke ontwikkelingen, Aerts vergelijkt hem als het gaat om het analyseren van de Industriële Revolutie zelfs met Marx. De door hem in gang gezette ontwikkelingen kregen een vervolg met onder meer het kiesrecht, maar Nederland zette al snel een andere koers in, waarbij de overheid steeds meer naar zich toe ging trekken. Het regeringsapparaat – ministers, staatssecretarissen, departementen, ambtenaren, adviescommissies en wat niet al – is tot enorme proporties uitgedijd. Het maakt in wezen niet meer uit of de premier van liberale huize is, Nederland is een sociaaldemocratische heilsstaat, waarin de vrijheid van de burger steeds verder wordt ingeperkt, onder meer doordat de overheid steeds grotere stukken van diens belastbare inkomen opslokt, naast een welig tierend woud aan regels, die allemaal weer moeten worden gehandhaafd door nog meer overheidsdienaars. Thorbecke heeft het fundament gelegd voor onze ongekende welvaart, het daarvoor onontbeerlijke liberalisme hebben wij vervolgens achteloos aan de kant geschoven. Of we daar verstandig aan hebben gedaan zal de tijd moeten uitwijzen.

Enno de Witt

Remieg Aerts – Thorbecke wil het; Biografie van een staatsman. Prometheus, Amsterdam. 886 blz. € 49,99.