Recensie: Clarice Lispector – De passie volgens G.H.
Het werkelijke is goddelijk
you must go on, I can’t go on, you must go on, I’ll go on, you must say words, as long as there are any
Samuel Beckett – The Unnamable
De Arbeiderspers gaf al eerder een vertaling uit van een biografie over Clarice Lispector en een selectie van haar kronieken alsook een nieuwe vertaling van Het uur van de ster. Nu is haar roman De passie volgens G.H. verschenen in de vertaling van Harrie Lemmens.
De Braziliaanse schrijfster Clarice Lispector (1920-1977) is een intrigerende schrijfster. Ze is één van de belangrijkste auteurs van de twintigste eeuw vanwege Het uur van de ster en de mystieke roman De passie volgens G.H. die nu eindelijk in het Nederlands is vertaald. In haar korte roman Het uur van de ster zegt verteller Rodrigo dat de waarheid innerlijk is. Dit idee is eveneens de kern van De passie volgens G.H. die in 1964 in Brazilië verscheen. Wat Lispector op een doordringende manier beschrijft in deze roman der rusteloosheid is een metafysische ervaring die wordt opgewekt door een kakkerlak.
De verteller G.H. is beeldhouwster en welgesteld. ‘G.H. had veel beleefd, dat wil zeggen, ze had veel feiten beleefd.’ G.H. is een abstract personage, want over deze feiten wordt niet of nauwelijks verteld. Dat betekent echter niet dat ze slechts een filosofisch idee is of een spreekbuis hiervoor: door de psychische ontwikkeling is G.H. een al te menselijk personage.
Haar dienstmeisje is vertrokken en voor het eerst in ongeveer een half jaar betreedt G.H. de kamer van het dienstmeisje. In die kamer aanschouwt ze een tekening op de muur en ziet ze een kakkerlak. Ze schrikt en even later plet ze de kakkerlak. Dit is de enige handeling van de roman; de werkelijke plot van De passie volgens G.H. is de innerlijke ervaring. De confrontatie met de ruimte en de kakkerlak zorgt voor ontregeling waardoor G.H. een metamorfose ondergaat die plaatsvindt binnen de huid. Het dramatische karakter van de roman is de beweging van veronderstelde zekerheid naar twijfel en uiteindelijk naar openbaring. In de kamer van het dienstmeisje verliest ze alle zekerheden en in de onstane wanorde kan ze zich niet meer oriënteren. De kamer is het ‘laboratorium van de hel.’ G.H. heeft geen Vergilius die haar gidst en daarom bedenkt ze zelf een hand die haar vasthoudt en die ze aanspreekt.
De vragen die G.H. zichzelf stelt zijn: wat ben ik? wie ben ik? wat kan ik kennen? G.H. is een mens, natuurlijk, maar wat is menselijkheid? Wat is de mens in de wereld? Deze vragen zijn het gevolg van het verlies van haar identiteit. Ze is erachter gekomen dat ze niet veel anders was dan een ‘bedenksel’: ‘voor mijn innerlijke leven had ik ongemerkt mijn reputatie aangenomen: ik bejegen mezelf zoals de mensen me bejegenen, ik ben datgene wat de anderen van me zien.’ Haar identiteit was niet echt, ze was iemand tussen ‘aanhalingstekens’. Nu de aanhalingstekens zijn afgeschud, is ze vrij om zichzelf te scheppen. Door de vrijheid kan ze zichzelf kiezen, maar de keuze gaat altijd gepaard met verantwoordelijkheid; dat is de zwaarte van vrijheid. ‘Wij zijn vrij, en dat is de hel.’
De metafysische ervaring is benauwend en met een geestdriftige walging vertelt G.H. over de existentiële angst, ‘de angst een waarheid te krijgen die ik niet zou willen, een platsvloerse waarheid die me op het niveau van de kakkerlak liet kruipen en zijn.’ De weg naar de waarheid is pijnlijk. Ze moet eerst hard vallen, eerst de pijn van de teleurstelling ervaren en de wanhoop ondervinden voor de waarheid zich openbaart. Het is een religieuze reis die G.H. doormaakt; door af te dalen in de hel en omhoog te klimmen, komt ze tot het inzicht dat het werkelijke goddelijk is: ‘Het heden is het huidige gezicht van God.’
Lispector is de koningin van de ambiguïteit. De roman zit vol met uitspraken als: ‘ik voel walging en bewondering voor me’ en ‘Ik ben wat ik niet ben.’ De impressionistische stijl van de roman en de vele paradoxen en dubbelzinnigheden zorgen voor een mystieke spanning. De taal is de twijfel: door het vertellen stuit G.H. op de grens van het kennen.
‘Hoe moet ik je over het uitdrukkingsloze vertellen?’ vraagt G.H. zich af. Wij scheppen onszelf door taal, maar de metafysische ervaring van G.H. lijkt niet in taal uit te drukken. Dit betekent echter niet dat ze moet zwijgen waarover ze niet kan spreken, want: ‘De taal is mijn menselijke inspanning.’ Spreken is zo een erkenning van haar onmacht, van haar menselijkheid.
De passie volgens G.H. is geen roman om tijdens de vakantie op het strand te lezen waar je wordt omringd door een krioelende en krijsende menigte, maar wie zich met deze roman afzondert, gewapend met een potlood in de hand om de vele prachtige zinnen te onderstrepen, zal zeker beloond worden.
Koen Schouwenburg
Clarice Lispector – De passie volgens G.H. Vertaald door Harrie Lemmens. De Arbeiderspers. 256 blz. € 19,99
Deze recensie verscheen – iets aangepast – eerder in het Friesch Dagblad van 23 juni 2018.