Recensie: Vier deeltjes uit de Slibreeks
Serieuze niksigheid
Erik Vlaminck – Kleretijd
De sober uitgegeven deeltjes van de Slibreeks zijn stuk voor stuk ultieme ‘livres de poche’. Ideaal voor onderweg, als je ergens moet wachten, of een korte treinreis moet maken en eens iets anders wil doen naar buiten kijken, je medepassagiers observeren of desnoods zinloos op je mobiel scrollen. De eerste twee activiteiten worden namelijk ook ondervangen door de inhoud van de deeltjes: je kijkt naar een ander landschap, een andere wereld, zoals in het deeltje 151 Kleretijd van Erik Vlaminck. Hij schrijft over het Vlaamse dorpje Lillo, dat in een gebied ligt dat onder water gezet wordt door de Hollanders in de strijd om de onafhankelijkheid van België in 1830. De Hollanders zetten de sluizen open, waardoor de bewoners moesten vluchten naar het fort in het dorp, waar ze in armoede verder leefden, wachtend op hulp van hun nieuwe regering. De korte hoofdstukjes beschrijven de ene keer de geschiedenis van het dorpje en haar bewoners en volgen dan weer Cornelis Verhulst, die probeert te ontsnappen aan het ellendige en uitzichtloze bestaan waaraan de bewoners zich niet schijnen te kunnen onttrekken. Een mooie wisselwerking tussen overzicht van buitenaf en details van binnenuit, tussen feiten en fictie.
K. Schippers – Over Jan Roeland
Deeltje 152, Over Jan Roeland, lijkt dan weer meer op het begluren of observeren van personen, zoals je dat in de trein kan doen. K. Schippers beschrijft zijn kennismaking met de schilder Jan Roeland en zijn werk. De lezer krijgt dialogen voorgeschoteld, beschrijvingen van het werk en van de ontmoetingen en wordt zo deelgenoot van het contact dat Schippers en Roeland hebben. Een vriend van Schippers, Kees Hin, vraagt hem om een tentoonstelling te openen van Jan Roeland. Daar begint het contact. Roeland schildert alledaagse objecten, zoals een tafel, een ei, een envelop, maar dan vanuit een plat perspectief. Schippers probeert niet de voorwerpen te benoemen, maar ‘wel de verdwijnmantels waarin de dingen dag in, dag uit zijn gehuld. Weet u het al wat een ei, een doos of een tafel voor uw leven heeft betekend? Is het u ontgaan?’
De tekst wordt geïllustreerd door een aantal schetsen van de kunstenaar, die zelf over zijn werkt zegt dat hij zich bezighoudt met ‘serieuze niksigheid’.
In 2016 overlijdt de schilder, wat van hem overblijft zijn schilderijen, foto’s en zijn acteerwerk in enkele films van Schippers en Kees Hin, en dit deeltje uit de Slibreeks als eerbetoon.
Marcel Möring – Het begin van het einde
Marcel Möring komt ook met een schets uit een leven, maar dan een fictief leven. In Het begin van het einde gaat het over drie jazzmuzikanten die in Europa van hotel naar hotel trekken om daar hun muziek ten gehore te brengen en geld te verdienen. Sam, die het verhaal vertelt, is erin gerold omdat hij ooit in een restaurant een pianist hoorde spelen en mee begon te zingen. De eigenaar van het restaurant vroeg of hij niet vaker wilde komen zingen en van het een kwam het ander en raakte hij ‘verzeild in de altijd schaars verlichte eetzalen en bars van vijfsterrenhotels’. Maar de medemuzikanten twijfelen of dit wel echt zijn roeping is. ‘Sam, jij bent geen muzikant.’ Ze zeggen dat hij een goede stem heeft, maar dat hij altijd ‘op doorreis’ is. Het zingen is volgens hen tijdelijk. Sam is van zijn stuk gebracht en begint inderdaad te twijfelen aan zijn levensinvulling. Een tweede verhaallijn is de vrouw met wie hij een relatie heeft gehad, maar hun tegenstelde karakters (hij meer de gelatene, zij een activiste pur sang) liepen te veel uit elkaar. Toch blijft hij aan haar denken en na de opmerking over zijn roeping als muzikant komt zijn leven op losse schroeven te staan. Het begin van het einde is een mooi compact verhaal over doelen, wensen en verlangens.
De wolk
De wolk, deeltje nr. 154, is van een heel andere orde. Het is poëzie, maar de woorden zijn van Boutens, of zoals Elisabeth Tonnard in het nawoord zegt: ‘deze bundel bestaat uit zichtbare en onzichtbare dichtregels van P.C. Boutens’. Uit een aantal van zijn gedichten heeft zij regels genomen en die ‘uitgezet’ over de pagina’s zodat ze de ‘substantie’ van De wolk vormen.
Soms staat er hele dichtregels, dan weer delen van regels, en naar het einde toe zijn enkele bladzijden wit. De nieuwe combinaties die ontstaan zijn soms origineel:
En alle dingen zijn eenzaam, en
Sus mij op de lange golven
Maar soms ook lijken de vondsten willekeurig, al zullen ze dan niet echt zijn. De bladspiegel is van belang, losse regels op een wit vlak als kleine wolkjes tegen een blauwe lucht. Losse entiteiten, die toch allemaal uit dezelfde ‘substantie’ bestaan. Een mooie manier om aandacht te besteden aan het werk van een dichter die niet veel meer gelezen zal worden. Zou Boutens het zelf ook kunnen waarderen dat anderen aan de haal gaan met zijn teksten? Vast wel, een dichter houdt van het betekenis geven aan woorden, het in een vorm gieten van taal. En dan is het toch een eer dat dat met jouw gedichten gebeurt?
Vier mooie deeltjes uit een veel grotere reeks, voor onderweg, thuis op de bank of straks op vakantie. Als alternatief voor het toch vaak nutteloze gestaar op telefoonschermpjes. Dan beter deze ‘serieuze niksigheid.’
Arjen van Meijgaard
Slibreeks, Uitgeverij Den Boer|De Ruiter te Vlissingen, € 8,50 per stuk.
Nr. 151 Erik Vlaminck – Kleretijd
Nr. 152 K. Schippers – Over Jan Roeland
Nr. 153 Marcel Möring – Het begin van het einde
Nr. 154 Elisabeth Tonnard – De wolk