Recensie: Wiljan van den Akker – Verdwaald
Leven als krankzinnig raadsel
De verhalen uit Verdwaald van Wiljan van den Akker gaan over verontrustende gebeurtenissen. Je zou kunnen zeggen dat de personages geheel en al verdwaald zijn. Zo is er een man die lijken uit de rivier haalt en ze inpakt in klei en vervolgens een duw geeft naar zee.
Het is erger: de chaos ligt op de loer. Een vrouw gaat nietsvermoedend een Stasibureau in om te kijken of ze ook een dossier van haar hebben. Ze verwacht van niet, maar ze krijgt van een empathische medewerker drie dikke mappen. Dan blijkt dat haar komen en gaan gedurende jaren nauwkeurig is geboekstaafd en wel door haar eigen man met wie ze twintig jaar samenleeft. Als hij thuis komt klopt hij altijd op de deur. Waarom? Vervolgens kotst ze hem onder. Einde verhaal met een treffende zin: ‘Alsof ik een hand diep in mijn eigen keel heb gestoken en mezelf als een rubberen keukenhandschoen binnenstebuiten keer.’
Ik moest tijdens het lezen even denken aan de verhalen van Edgar Allan Poe, maar ze zijn niet zo spookachtig als bij hem, wel bloederig. Een andere schrijver aan wie je kunt denken is Bernlef, die ook een Stasi-verhaal schreef of uit Amerika Jeff VanderMeer. In zijn roman Borne speelt een zilt geurend schepseltje met die naam een hoofdrol. ‘Weird fiction’ noemt men het genre, verwant aan fantasy en ook wel aan sciencefiction. In ‘Het vermoeden’, een verhaal van drie bladzijden van Van den Akker, gaat het over iets: ‘Het lag er opeens. Om de hoek, half verscholen onder een struik. Af en toe leek het nog een beetje te bewegen in de wind, die dat voorjaar onverwacht stevig was gaan blazen.’ Het verandert net als Borne van kleur. Het zwelt op en na maanden in de vorst droogt het op. ‘Wanneer in het nieuwe jaar de windvlagen komen, zal het zijn alsof het hier nooit is geweest. Dan heeft het zich in fijne wolkjes grijze poeder overal en nergens naartoe laten blazen. Let maar op.’
Over dat laatste zinnetje heb ik nagedacht. Zou ik het geschrapt hebben als redacteur? Is het niet te grappig? Of is het juist extra verontrustend? Suggereert het dat hier geen sprake is van fictie? In ieder geval is Van den Akker in zijn verhalen minder fantasy-achtig en schrijft hij geen sciencefiction. Wat hij wel doet is verrassend. Op vele verhalen volgt een ander verhaal dat de gebeurtenissen vanuit een andere hoek beschouwt. Op ‘Het vermoeden’ volgt ‘Opgelost’ een verhaal van vijf bladzijden. Nu ligt het perspectief bij een wij-instantie. Het gaat weer over het ding, maar ook over verval van een muziekschool. Het ding groeit en meurt, hoewel de conciërge dat ontkent. Het ding explodeert en laat de school ineenstorten op een jaarlijkse uitvoering en maakt vele slachtoffers. Het verhaal eindigt weer ‘droog’: ‘Al met al toch een vreemde zaak. We hopen het in elk geval nooit meer mee te hoeven maken.’
In het verhaal ‘O Jeruzalem’ vluchten islamieten voor de christenen die er aan komen. De christenen zijn berucht. Ze hakken handen en voeten af, nadat ze eerst je tong uitrukten of afsneden. Een man vertelt hoe zijn mooie broer hem waarschuwt en hoe die broer zich verstopt in het noorden van de stad. Hij besluit om te vluchten. Zijn vrouw heeft sieraden ingeslikt, omdat ze geen koffers of tassen konden meenemen, maar kotst ze onderweg uit. Ze worden door een leger onder leiding van Raimond, de Graaf van Toulouse niet vermoord, maar weggevoerd. Met drie andere gezinnen vestigt de man zich met vrouw en kinderen in een leegstaande timmermanswerkplaats. Later hoort hij dat niemand uit het noordelijk deel van de stad de invasie heeft overleefd. ‘Soms moet ik lachen bij de gedachte dat hij nog steeds in zijn ingenieuze schuilplaats zit. Dan zie ik hem voor me, met een blonde baard die inmiddels tot zijn kruis reikt.’ Het volgende verhaal heet ‘Aan de andere kant’. Nu ligt het perspectief bij een christen. Hij heeft met zijn leger een lange en barre tocht gemaakt. Als ze eindelijk aankomen in Jeruzalem misdragen zij zich. Er is weinig over van de heilige idealen. Ze plunderen, verkrachten, verminken, vermoorden. Het bloed stroomde door de straten. De ik-verteller heeft zich aangesloten bij Hertog Godfried en niet bij Graaf Raimond.
‘Af en toe zag je iets glinsteren in de lauwe brij: sieraden die de bewoners snel hadden ingeslikt.’ Hij heeft na de opruiming een huis uitgezocht op een heuvel. ‘Na maanden vonden we nog een kerel die zich op zolder tussen de planken van de vloer had verstopt. (…) We trokken hem zo aan zijn voeten uit zijn donkere hol. (…) De baard aan zijn magere kop hing tot aan zijn kruis.’ De christenen martelen hem langzaam dood. Slotzin: ‘Zijn we godverdomme toch niet voor niets helemaal hierheen gekomen.’ Dit soort commentaar geeft de schrijver/verteller soms ook.
Ik stel me voor hoe Van den Akker met morbide plezier deze verhalen heeft geschreven.
Ook in twee verhalen over een brug vinden we twee kanten, treffende zinnen en droog commentaar: ‘Mijn moeder roert driftig in een lege pan om de klap die zich in haar hand verschuilt, een vluchtweg te geven. Want meppen kan ze als de beste.’
In ‘De mythe’ ligt het perspectief bij een hond, een dode nog wel. Hij heeft een baby in de wieg aangevallen en de oren afgebeten. Het kind ligt bebloed op de grond als de ouders op het gekrijs afkomen. De vader schiet onmiddellijk de hond met een pijl dood. De ouders worden toch al gewantrouwd door de dorpelingen en ze besluiten een verhaal te verzinnen. De hond is een held, want een slang kwam binnen, viel het kind aan, maar de hond beet hem dood. De vader heeft het verkeerd begrepen en de hond gedood. Dit biecht de vrouw en onmiddellijk wordt er gesproken over een wonder: de heilige hazewind. Pelgrims komen van heinde en ver en de geestelijken doen goede zaken. Aan het slot van het verhaal vraagt de hond zich af of er niet echt een slang was. Hij weet het niet meer. ‘Ik ben oud aan het worden.’
Soms neemt de fantasie van de schrijver krankzinnige proporties aan, zoals in ‘Mercedes in het zand’. Uiteindelijk vertrekt ook de schrijver voorgoed, al weet hij niet wat dat betekent.
Remco Ekkers
Wiljan van den Akker – Verdwaald. Prometheus, Amsterdam. 182 blz. € 19,99.