Column – Over het niets bij de buren van Mevrouw Bovary
Tzum is misschien niet de beste plek om het te melden maar Nederlandse literatuur zegt me niet zoveel. Sowieso zegt mij, man, 40+, literatuur me niet zoveel meer, daarmee keurig aansluitend bij statistisch geregistreerde literatuursociologische patronen. ‘Wel wat beters te doen dan verhaaltjes lezen’ en daarnaast is lezen ongezond, slecht voor ogen en lichaam en eigenlijk zou ik deze column helemaal niet moeten schrijven. Maar schoenmaker en leest, kan verder niks en aangezien Coen Peppelenbos mijn allerbeste vriend is zal ik eveneens proberen te antwoorden op de vraag, want daar komt het als ik het goed begrijp op neer, welk Nederlands literair werk van voor 1880 is nog het lezen waard, kan je aan een zestienjarige die ook wel wat beters te doen heeft aanbevelen?
Moeilijke vraag, die overigens een stuk minder moeilijk was als men dat hele ouderwetse idee dat literatuuronderwijs in Nederland onderwijs in Nederlandse literatuur moet zijn overboord zou gooien. Waarom niet gewoon literatuur uit de hele wereld en alle tijden? Gewoon, zomaar wat doen en er op los lezen, leer je het meeste van, weet iedereen die een beetje een lezer is geworden, zelf doen. En welke briljant letterkundige, homo universalis uit vroeger tijden heeft zich ooit beperkt tot teksten geschreven binnen de eigen landsgrenzen? Oneerlijk ook, want dan kunnen, wat Europa betreft, alleen de Griekse en Italiaanse kids de allerbeste geletterde basis krijgen. In Nederland hebben we immers geen Dante, Boccaccio, Vergilius, Homerus of Suetonius.
Maar, moet je dan uitroepen, we hebben Lancelot, Poot, Van Alphen, Wolf en Deken, Vondel, Hooft, Multatuli! Yeah right, dude, you’re kiddin’ me. Ik heb nog nooit iemand gesproken, kan aan mij liggen, spreek de verkeerde de mensen, maar deed toch een academische letterenopleiding en werkte lang in het literaire antiquariaat, die mij heeft kunnen overtuigen dat dit móóie literatuur is.
Ik ben de beroerdste niet en ben er ook wel eens in begonnen, maar gast, níet té dóen, geen doorkomen aan. Ze schrijven over de meest saaie onderwerpen in de meest onleesbare spelling, die Vondel (het beleg van Amsterdam of zo eeuwen geleden), Van Alphen (pruimen aan een boom dacht ik) of Multatuli (super irritant gespelde onderbroekenlol in Indië).
Het kan en, en zal zeker, allemaal aan mij liggen en moet ik me bij mijn negentiende-eeuwse leest houden. Is daar in Nederland dan niet iets te vinden dat je zoals Madame Bovary, Frankenstein, Les Fleurs du Mal, Daisy Miller, Champavert of Tales of the Grotesque and Arabesque kan aanraden aan een jongmens dat een beetje kan spellen en al bewezen heeft een roman te kunnen lezen? Geen idee. Volgens mij niet. In tegenstelling tot hoe het lijkt wil ik niet enkel afzeiken maar ik wéét het gewoon niet en ik heb meer dan twintig jaar gezocht naar, bijvoorbeeld, een Nederlandse roman uit 1856, het jaar van Bovary, die daar ook maar enigszins bij in de buurt komt, qua taal, qua psychologische diepgang, qua dramatiek, qua alles. Het ís er gewoon volgens mij niet. De literatuur van de negentiende eeuw is er een van de grootse en meeslepende psychologische roman die De Hollandsche Natie (dat men, ook zo gek, met ‘sch’ blijft spellen), Camera Obscura, Fernand en Max Havelaar, hoe graag Marita Mathijsen dat ook zou willen, nu eenmaal niet zijn.
En die stroming waar Flaubert zijn literaire wortels in heeft, de zogenaamde ‘zwarte romantiek’, daar kan je de gemiddelde goth wel mee verblijden (Petrus Borel!), maar evenmin een spoor van te vinden. Ook twintig jaar naar gezocht. De gothic novel dan? Ook leuk voor tieners zou je denken, want met veel seks en geweld. Jan Krabbendam zou in de jaren 1830 in Nederland werk hebben geschreven dat in de buurt zou komen maar dat is net als het werk van Jan de Vries (De geheimenissen van Amsterdam en ander door Eugene Sue beïnvloed werk) niet te vinden, van de aardbodem verdwenen. En wat ik er van heb weten te lezen viel ook zwaar tegen, droog, saai en te lang.
‘Fantastische vertellingen’ dan? Kan je een zestienjarige ook mee verblijden zou je denken, Poe vindt iedereen mooi bij mijn bescheiden weten. Maar verder dan Ver Heulls nogal slappe Nr. 470, Hoogewoerd en enkel zeer matige verhalen van Carel van Nievelt komen we meen ik niet. Daarnaast schreef Van Nievelt door na 1880, dus hij mag niet meedoen.
Poëzie dan? Geen idee, dat begrijp ik nooit en probeer het niet eens meer en dat geldt denk ik ook voor de gemiddelde zestienjarige (wiens Nederlandse literaire socialisatie zoals uit voorgaande blijkt gemakkelijk gelijkgesteld kan worden met de mijne).
Waar o waar is kortom de negentiende-eeuwse Nederlandse prozatekst die kan wedijveren met zowel Poe en James als de instant gratificatie van insta en snapchat? Geen flauw idee. Wie het weet mag het zeggen.
Sander Bink