Recensie: Shaun Tan – Verhalen uit de binnenstad
De werkelijkheid heeft geen boodschap aan verklaringen
Het oeuvre van de veelbekroonde Australische auteur en illustrator Shaun Tan zou je nog het best kunnen samenvatten als ‘surreële grootstedelijke kunst’: realistische, vaak herkenbare beelden uit de grote stad als chronotoop krijgen een onwerkelijke aanvulling, zowel wat ontregelende figuren als opmerkelijke details betreft. Dat levert hem internationaal bijzonder veel erkenning op, met als voorlopig hoogtepunt de toekenning van de Astrid Lindgren Memorial Award in 2011.
Verhalen uit de binnenstad past in dat opzicht volledig in Tans poëtica: de verzameling surreële kortverhalen, sommige al eerder gepubliceerd in gerenommeerde internationale tijdschriften, handelen exclusief over (de relatie tussen mens en) dieren, veelal in een stedelijke context. Dat Tan onze blik op de alledaagse werkelijkheid wil hervormen en daardoor tot een nieuwe manier van kijken wil aanzetten, wordt vanaf de eerste regel duidelijk: ‘Op de zevenentachtigste verdieping wonen krokodillen.’, ‘Op een middag veranderden de directieleden allemaal in kikkers’, ‘We hebben de orka uit de zee gehaald en in de lucht gehangen’. Via dit ontregelend effect roept Tan haast vanzelfsprekend existentiële vragen op, steeds gelieerd aan onze dagelijkse realiteit. Zo ontdekt een tweejarige kind galopperende paarden op de snelweg, droomt een jeugdig genie enkel over nijlpaarden en blijken stadsduiven de ‘grootste beleggingsbankiers van de mensheid’. In zijn fascinerende vertellingen schuwt Tan dramatiek noch geweld, bv. wanneer een reusachtige haai aan stukken gesneden wordt of de ‘geweldigste kat’ ter wereld om het leven komt. Tan streeft geen goedkoop sentiment na, maar verhevigt de emotionele lading van z’n verhalen in een uitgepuurde taal, bijvoorbeeld wanneer hij de tragedie van de laatste neushoorn ter wereld in enkele, eerder sobere regels tekst vat.
Dieren fungeren wel vaker als ‘antropomorfe kleine zielen’ in een veelal verbeterde versie van onszelf. Ze nodigen ons tot observatie en dialoog uit, maar de eigengereide menselijke soort is te moe, te weinig nauwgezet of het ontbreekt aan kritische zin om die uitnodigingen naar waarde te schatten. De ambitieuze longvissen bv. maken een versnelde evolutie door, zodat ze onze maatschappij een spiegel kunnen voorhouden. De reactie van de verteller blijft wat aan de oppervlakte, maar hij betuigt toch z’n spijt om de eigen gefnuikte ambitie, al is het deels vanuit een menselijk onvermogen tot handelen: weliswaar overheerst het diepgewortelde verlangen om het goede te doen, maar dat blijkt nog geen evidentie. Zo ontstaat een verhaal dat wringt en schuurt, en oprecht tot nadenken aanzet. Het mag dan ook geen wonder heten dat de beren ‘de Mensheid’ via hun juridische vertegenwoordigers aanklagen. Daarbij doen ze een geslaagd beroep op een geheel ander rechtssysteem, ‘waarin alle dieren worden erkend als rechtspersonen binnen een kosmische hiërarchie.’ Dat kritisch (durven) nadenken over onze omgang met dieren kan op de gehele bundel toegepast worden. Op milde toon schrijft Tan hierover en toont compassie voor onze zwakheden: ‘Veel van onze regels over verschijning en gedrag hebben weinig van doen met ons hart’. De spaarzame korte, verhalende gedichten zijn iets minder geslaagd, net zoals het verhaal over de ‘zinkende varkens’, waarin de surreële sfeer domineert en dat een pointe mist.
Net zoals in eerder werk bedient Tan zich van een sterk beeldende en sensitieve schriftuur, waardoor je de verhalen echt met alle zintuigen dient te ervaren. Zo ontstaat een oprechte en geslaagde ode aan het verbeeldend vermogen en word je als lezer haast vanzelfsprekend deelgenoot van de verhalen. Tan is zelden op zoek naar ‘oorzaak en gevolg, een of andere nuttige betekenis, een waarde, een voorteken’. Er durven zijn en ervaringen opdoen is an sich al ruimschoots voldoende. Die inhoudelijke ideeënrijkdom brengt Eva Gerlach in een puntgave stijl tot leven. Haar vertaling is speels, vol alliteraties en assonanties, zonder de essentie van de verhalen uit het oog te verliezen. Enkele ronkende volzinnen bevestigen haar talent: ‘Het voorstellingsvermogen krimpt nergens zo snel als in een wachtkamer en een lift is zonder meer de allerkleinst mogelijke wachtkamer.’ en ‘[Z]e beantwoordden elke uitroep van verontwaardiging elegant en trots met de langzaamst denkbare dansen in het donker.’
In Tans surreële beelden in een gemengde techniek vloeien realisme en mysterieuze vormen en motieven haast vanzelfsprekend samen. Dat wordt knap tot uitdrukking gebracht wanneer een nachtelijke stad het decor vormt voor de innige omhelzing van twee sterk uitvergrote slakken. Daarnaast munt de Australische illustrator in stads- en vergezichten uit. Opvallend is de aandacht voor de kadrering: Tan nodigt uit om door vensters en raamkozijnen zijn fascinerende universum binnen te treden. Zo dwingt hij de blik van de toeschouwer binnen de (beperkte) ruimte van z’n geometrisch concept. Op een enkele uitzondering na worden de illustraties pas na de kortverhalen afgebeeld. Zo doet Tan allereerst een appel aan het verbeeldend vermogen van de lezer. Vervolgens weet hij met zowel donkere, geheimzinnige en nostalgische beelden te overtuigen als in een explosie van warme kleuren te raken. Dat is wat grote literatuur, zowel in woord als beeld, vermag.
Jürgen Peeters
Shaun Tan – Verhalen uit de binnenstad. Vertaald door Eva Gerlach. Querido, Amsterdam/Antwerpen. 240 blz. € 25.00.