Recensie: Susanne Schötz – De geheime taal van katten
Miauwmelodieën en nachtelijk geblaas
‘Probeer zelf het geluid te imiteren om beter te kunnen begrijpen hoe het ontstaat: met gesloten, open of open- en dichtgaande bek’, schrijft de Zweedse hoogleraar fonetiek Susanne Schötz in De geheime taal van katten, uitgekomen bij Cossee, de uitgever van onder meer de al jaren populaire Literaire kattenkalender.
Een zelfhulpboek is Schötz’ werk echter niet, meer een enigszins wetenschappelijk uitziende poging om katten wat beter te leren begrijpen. Bedoeld voor een breed publiek van idolate poezenvrienden, met een bijbehorende website www.meowsic.info, waarop bij het project horende kattenfilmpjes en -geluiden te zien en beluisteren zijn. Uiteraard wordt de ‘kattencode’ niet gekraakt, daar laat Schötz ook geen misverstand over bestaan, maar met een beetje oefening kan elke kattenliefhebber de verbale signalen beter leren begrijpen, schrijft ze.
Of zulke training nodig is, hangt vermoedelijk vooral van het inlevingsvermogen van de katteneigenaar af. Schötz stelt vast dat veel mensen de geluiden van hun dier niet goed interpreteren, ‘terwijl iedereen die wat beter luistert’ […] ‘er al snel achter komt’ […] ‘dat het helemaal niet zo moeilijk is om die geluiden te begrijpen’. Waar ze die opmerkingen op baseert blijft onduidelijk. Zouden er werkelijk cijfers bestaan over verkeerde interpretaties van kattengeluiden? En als een beetje beter luisteren al helpt tegen alle onbegrip, waarom dan een heel onderzoek gedaan en een boek geschreven?
De wetenschappelijke benadering, met aannames die bewezen moeten worden, het analyseren van kattengeluidjes, het benadrukken van het verschil met mensentalen en het aanleggen van een glossarium en tabellen, steeds met toevoeging van fonetische tekens, wekt al snel de indruk dat hier resultaten te behalen zijn, maar naarmate Schötz verder schrijft, wordt welbeschouwd vooral de aanname bewezen dat ‘kattentaal’ vanuit menselijk perspectief alleen te ‘begrijpen’ is door een beetje inleving.
Vanzelfsprekend kun je er meer achter willen zoeken, ook al ben je hoogleraar fonetiek, dit is toch iets anders dan werken aan een leergang kattentolk. In Schötz’ vakgebied worden alle klanken van de menselijke taal onderzocht. Als je dat beroepsmatig elke dag urenlang doet en je komt thuis, waar vijf katten op je wachten, is het niet zo vreemd dat je je ook dan vergelijkbare vragen stelt. Feitelijk niets anders dan een leuke vorm van beroepsdeformatie met een serieuze ondertoon.
Het boekje blijft lichtvoetig en op een breed publiek gericht, met antwoorden die ook veel verder gaan dan geluid: achterin behandelt Schötz bijvoorbeeld algemene kattenthema’s als te dik zijn, bijt- en krabgedrag en wildplassen. Dat maakt niet uit, zoals het ook best aardig is dat Schötz’ privézorgen over haar vijf harige huisgenootjes uitgebreid worden beschreven, alle wetenschappelijkheid ten spijt.
Onwillekeurig herinnert De geheime taal van katten aan het eind jaren zestig door Rudy Kousbroek geschreven boekje De aaibaarheidsfactor, waarin op een meer literaire manier, en beslist quasi wetenschappelijk, ‘onderzoek’ werd gedaan naar de mate waarin dieren genegenheid en affectie oproepen bij mensen. Het zogenaamde vergelijkend warenonderzoek van katten, in de geest van de Consumentenbond, werd legendarisch met alle aandacht voor miauwvolume, spinvermogen, aanhaligheid, vleesverbruik en melkconsumptie, maar ook met opmerkingen over afwerking en fabricagefouten. Alles met een vette knipoog, want de kat die het slechtst uit de test kwam, bleek een hond.
De geheime taal van katten hinkt op twee gedachten. Schötz wil steeds wel erg graag onderstrepen hoe wetenschappelijk haar bezigheden zijn, ze benadrukt dat keer op keer, maar veel van haar formuleringen, immers bedoeld voor het grote publiek, doen eerder aan een kinderboek denken:
Als mijn man en ik thuiskomen uit ons werk, leidt dat met vijf katten in huis soms tot een regelrecht kirconcert: ‘Hallo, daar zijn jullie dan!’, ‘Fijn jullie weer te zien, hebben jullie al gezien dat mijn voerbak alweer leeg is?’
Natuurlijk is onderzoek naar dierengedrag niet zinloos. We kunnen er zowel het dieren- als mensenwelzijn mee verhogen, maar dat is iets anders dan spreken over een taal, hooguit lichaamstaal met bijbehorende geluidjes, dus zeg maar de aaibaarheidsfactor.
André Keikes
Susanne Schötz – De geheime taal van katten.Vertaald uit het Duits door Dini Penterman. Cossee, Amsterdam. 224 blz. € 19,99.