Recensie: Caro Van Thuyne – Wij, het schuim
Tot niks, tot schuim wederkeren
De wereld die de Vlaamse Caro Van Thuyne in haar debuutbundel Wij, het schuim oproept, ziet er knap surrealistisch uit: een stokoud wijfje dat samenwoont met een aap, een nachtelijke zwemmer die met een zwaan vecht, een volkszanger op een cruiseschip met een hoerige vrouw en een winderig zoontje. Zijn het wel verhalen, verkent Van Thuyne niet eerder de grenzen van de roman?
In hedendaagse verhalenbundels keren personages vaak terug in een tweede of zelfs derde verhaal, terwijl de overige teksten doorgaans op zichzelf staand te lezen zijn. Die samenhangende, maar los gepresenteerde verhalen lijken in zo’n geval wel een uit elkaar getrokken novelle. Maar in de gefragmenteerde context van een verhalenbundel lees je de losse delen toch anders dan als ze worden gepresenteerd in de vorm van een ongebroken novelle. Ook komt het voor dat een boek dan een roman heet te zijn uit talloze losse componenten bestaat en toch één geheel vormt. En wat is nu Wij, het schuim?
Wij, het schuim is in ieder geval geen traditionele verhalenbundel. Daarvoor zijn de personages, thema’s, formuleringen en niet in de laatste plaats onderlinge verbanden tussen de verhalen te excentriek. En mocht je misschien nog in de waan verkeren dat een debutant een ietwat timide beginneling is, dan helpt Van Thuyne je, vol van literair zelfvertrouwen, snel van die illusie af. Ze weet, soms uitbundig en bloemrijk, dan weer ingetogen, omgevingen en sferen te tekenen, die hoe verder je komt, een beeld schetsen van het leven in Ostsiel en het nabijgelegen Zoutaerde, fictieve plekken waar je je toch al snel een voorstelling van kunt maken.
In Ostsiel zwemt tijdens de avondlijke en nachtelijke uren bijvoorbeeld een neerslachtige man in de rogia’s:
… die kanaaltjes zijn vernoemd naar de Rogia, de rivier die de Kelten ‘Heilig Water’ doopten, en die van zuid naar noord door de stad stroomde. In de loop van vele voorbije eeuwen werd het heilig water ingelijfd, afgeleid, overwelfd, ingedamd, afgetakt, overbrugd, en veranderde Ostsiel in een stadje vol bolle brugjes met rustieke leuningen van waarop reigers en aalscholvers het beste zicht hebben op de vissen.
Je denkt aan Brugge, waar die naam voor waterloopjes wel gebruikt wordt, bovendien de leefomgeving van Van Thuyne, maar zo voor de hand liggend kan het in deze bundel, opgebouwd in de vorm van een elpee of cd, compleet met bonus track, niet zijn. Enkele verhalen worden bovendien gepresenteerd als theaterstuk, met een inleider die zich rechtstreeks tot de lezer richt, en een koor, dat overigens ook weer niet altijd aanwezig is (alle koorleden hebben buikgriep), wat mogelijk met de vervuilingsgraad van het water in de rogia’s te maken heeft. Zou zo maar kunnen.
De inwoners van Ostsiel doen natuurlijk wat ze menen te moeten doen, maar worstelen steeds weer met de valstrikken en wreedheden die het leven voor ze in petto heeft. Het enige wat rest, is zoeken naar een noodzakelijk houvast, een ander mens, dier of diertje, desnoods een kleine, opbeurende gedachte. Voor zolang als het duurt natuurlijk, uiteindelijk zijn we allemaal maar kwetsbare wezentjes die vergaan tot niks, tot schuim, zoals Van Thuyne het omschrijft in ‘Het ooit eindigende verhaal van al mijn ijsblauwe kinderen’. Wat weer eens wat anders is dan wederkeren tot stof.
Een onzekere vijftiger met hernia, ooit geboren in een sprookje, maar nu per trein vol irritante pubers op weg naar zijn geestelijk afgetakelde ouders in een verpleeghuis, is evengoed een vertwijfelde passant in Ostsiel als de ontspoorde, ooit zo hippe dokter Waldo, die bij het bloemenmeisje Mina een kind verwekte met een vreemde pigmentafwijking, waardoor ze er ‘als een rosse zebra’ uitziet. En met het voortlezen, merk je hoe de tijd de generaties beïnvloedt, welke veranderingen weer nieuwe veranderingen in gang zetten en wat die voortdurende beweging met mensen doet. Ze denken en piekeren, proberen wat en stoten hun hoofd in Ostsiel of Zoutaerde en ver daarbuiten. Het is er, kortom, net als hier.
Caro Van Thuyne voegt bij haar ‘elpee’ natuurlijk nog een songlist (met veel nummers van de vroegere Australische folkrockband The Triffids, wier frontman als een schaduw aanwezig is), ‘sleeve notes’ en ‘acknowledgements’. Het verhaal ‘Lijkhouding’ draagt ze daarbij op ‘aan de totale literaire vrijheid’. En dat had net zo goed voor de hele bundel mogen gelden, waarbij je het als literair getergde lezer maar wel steeds moet zien op te brengen haar in die zee van grillige wendingen te volgen.
André Keikes
Caro Van Thuyne – Wij, het schuim. Uitgeverij Podium, Amsterdam, 232 blz. € 19,99.