Recensie: Peter van Druenen – De klimaatparadox
De mens als blinde vlek
Moeten technologie en innovatie het zwaartepunt vormen bij de aanpak van het klimaatprobleem of zijn we zelf het probleem en moeten we dáár dus wat aan doen? Historicus Peter van Druenen schreef in de reeks Cossee Essay De klimaatparadox. Met die term bedoelt hij dat we met het nemen van maatregelen die de klimaatverandering helpen tegengaan de mensheid willen redden, die juist zelf de grootste bedreiging voor het klimaat op aarde is.
Onderzoekers die willen weten waar we met z’n allen naar toegaan, trekken graag bestaande ontwikkelingen door, om uit te komen bij een punt waarop er problemen ontstaan. Daarover kunnen ze dan hun zorg uitspreken, waarna de maatschappelijke discussie hopelijk losbarst. Volgens Van Druenen hebben we echter een blinde vlek, en dat is de mens zelf.
Pleiten voor niet-ingrijpen bij humanitaire rampen, bij terreur of militaire conflicten, ruim baan geven aan euthanasie en zelfdoding en een rem zetten op levensreddende medische behandelingen kunnen begrijpelijkerwijs niet snel op instemming, laat staan sympathie rekenen. Toch moet er wel iets gedaan worden, in de eerste plaats meer nagedacht worden over de exponentiële groei van de wereldbevolking. Daar niet over na willen denken, omdat het zo ongerieflijk klinkt – het ligt niet in de menselijke aard om de eigen soort in te perken –, is feitelijk wegkijken van de mogelijkheid om juist heel veel mensenlevens te redden, die anders, door de klimaatgevolgen, verloren zullen gaan.
Van Druenen komt in zijn essay uit bij een pragmatische kijk op het klimaatvraagstuk. Hij wil niet nu al zo veel mogelijk geld besteden aan het ‘schoner maken’ van onze leefomgeving, maar eerst investeren in het ‘droog houden’ van de plekken waar we leven, dus ons wapenen tegen de stijging van de zeespiegel, om pas daarna aan de ‘grote schoonmaak’ te beginnen, lees de aanschaf van led-lampen en windmolens. Waarmee hij impliciet aangeeft dat we veel te laat onder ogen hebben willen zien hoe slecht we ervoor staan.
Van Druenens doordachte essay begint met het in 1968 tot veel rumoer leidende Rapport van de Club van Rome, waarin voor het eerst aandacht werd gevraagd voor de gevaren van overbevolking, tekortschietende voedselproductie, uitputting van natuurlijke hulpbronnen en vervuiling. De leden van de Club wilden, met wetenschappelijk goed onderbouwde rapporten, politiek en maatschappij onder druk zetten om verregaande maatregelen te nemen. Wereldwijd werden er 12 miljoen exemplaren van het boek verkocht, maar terugblikkend zijn de resultaten, ondanks heel veel debat, teleurstellend geweest. Latere berekeningen van de in het rapport aan de orde gestelde kwesties, gaven zelfs aan dat de gezondheid van de aarde alleen maar verder verslechterd is.
Vermoedelijk is de gekmakende stroperigheid bij de aanpak van het vraagstuk niet in de laatste plaats te wijten aan de onoverzichtelijkheid ervan. En het is ook moeilijk: hoe breng je gestage, wereldomvattende processen zo onder woorden dat beleidsmakers en publiek nog kunnen begrijpen wat er speelt. We hebben niet meer voldoende aan één aardbol, kun je dan zeggen, maar ook dat blijft een abstract verhaal. Misschien is Van Druenens insteek daarom wel de meest effectieve: puur pragmatisme. De cijfers en statistieken enerzijds en de praktijk anderzijds voorlopig maar een beetje uit elkaar houden, om zo de verstaanbaarheid te behouden. Beleidsmakers nemen uiteraard wel kennis van de wetenschappelijke inzichten, maar richten zich in de eerste plaats op de uitvoerbaarheid van maatregelen.
De klimaatparadox gaat niet op alle thema’s die in het Rapport van de Club van Rome aan de orde werden gesteld even diep in, maar is toegespitst op overbevolking als moeder aller dilemma’s. En laat nu juist dat thema vrijwel ontbreken in het politieke en maatschappelijke debat. Hoe is dat te verklaren, vraagt Van Druenen zich af:
[…] waren er wetenschappelijke inzichten die dit onderbouwden, is het gewoon vergeten of werd het, in een wereld waarin de overleving van het individu meer prioriteit heeft gekregen dan het overleven van de soort, steeds vaker als een ongemakkelijke waarheid ervaren?
Voor de goede orde, Van Druenen heeft het in zijn essay niet over groeperingen die graag roepen dat het ‘te vol’ wordt. Dat is een heel andere, en ook meer ideologisch bepaalde, discussie. Hij heeft het over de overlevingskansen van de aarde en de menselijke soort. Zo schrijft hij onder meer dat als het aantal mensen dat via een smartphone toegang tot internet heeft met een kwart zou toenemen, de wereldwijde energiebehoefte niet meer te bevredigen is. Wat meteen aangeeft dat inzichten steeds opnieuw bijsturing vereisen. Ook het Rapport van de Club van Rome bood maar een tijdelijke impressie, aangezien internet en smartphones destijds nog niet bestonden.
Dat dergelijke vraagstukken buitengewoon gecompliceerd zijn, illustreert Van Druenen aan de hand van het voorbeeld China, waar zelfs de in ons deel van de wereld volstrekt ondenkbare éénkindpolitiek weinig anders heeft opgeleverd dan nieuwe demografische dilemma’s. Statistisch zou het beleid binnen enkele generaties tot een halvering van de bevolking hebben moeten leiden, maar ondanks een getemperd groeicijfer, nam de Chinese bevolking tussen 1980 en 2015 fors toe. En met de hogere welvaart en levensverwachting van die toenemende bevolking, is er ook sprake van een snel vermeerderende CO2-uitstoot.
Nergens, zo stelt Van Druenen vast, is echter steun te verwachten voor beleid dat verder gaat dan geboortebeperking. Dat is nu zo, dat was vroeger zo. Thomas Robert Malthus, een Brits wiskundige en dominee, die in 1798 al denkbeelden in die richting publiceerde, werd met hoon overladen. Maar hoezeer er ook kritiek denkbaar is op verschillende van zijn standpunten, hij dacht er in ieder geval over na. Vergelijkbare weerstand ondervond in 1971 Dennis L. Meadows, die een deelonderzoek uitvoerde in opdracht van de Club van Rome. Het brengt Van Druenen dus tot de term klimaatparadox: we willen medemenselijk zijn tegen elke prijs, met als dreigend gevolg de ondergang van ons allen.
André Keikes
Peter van Druenen – De klimaatparadox, Cossee, Amsterdam, 128 blz., € 15