Interview: Pieter Waterdrinker over Tsjaikovskistraat 40
Ik woon middenin de geschiedenis van de Oktoberrevolutie
Pieter Waterdrinker (1961) is de man van acht (doorgaans) lijvige romans en drie verhalenbundels. Zijn roman Poubelle kreeg in 2016 de ene na de andere lovende kritiek, maar het echte succes bleef uit. Waterdrinker is een geëngageerd schrijver, maar daarnaast heeft hij een borstkas vol. Een Zandvoortse zeeziel, een Russisch gemoed. Hoe fraai verwoordt hij boek na boek de vergeefsheid van het menselijk handelen, van het bestaan. De wereld, waar dan ook, wordt nu eenmaal geregeerd door willekeur. Daar valt niets aan te doen, anders dan door het absurdistische van het dagelijkse in woorden te vatten, dwars door de chronologie van de tijd heen. Hij zegt terecht dat de geschiedenis zich niet herhaalt, maar dat die rijmt. Gelijkend, maar net even anders.
Zijn nieuwste roman Tsjaikovskistraat 40 verschilt wat thematiek en opzet betreft niet veel van zijn vorige werk, maar ditmaal slaat het boek wel aan. Is het, gezien de huidige hang naar ‘waargebeurde verhalen’ misschien de ondertitel, Een autobiografische vertelling uit Rusland, die een eerste zetje heeft gegeven? Het mysterie, de weemoed van het weidse land van de ‘nieuwe tsaar’ Poetin?
Waterdrinker: ‘Ha, misschien is het een kwestie van Was sich liebt, das neckt sich. Nee, ik heb werkelijk geen idee waarom Tsjaikovskistraat 40 het zo goed doet. Volhouden tegen de keer in. Gerard Reve heeft ooit gezegd dat een schrijver die er toe doet, telkenmale hetzelfde boek schrijft, het steeds weer een andere vermomming geeft. Ik heb twee romans geschreven die zich in Nederland, Duitsland afspelen, maar de rest van mijn werk is verbonden met mijn leven in Rusland. Lenins Balsem, Poubelle, maar ook bijvoorbeeld De dood van Mila Burger, over een vrouw, verscheurd tussen twee culturen, die uiteindelijk terugkeert naar haar geboorteland Rusland. Een roman die een lange neus trekt naar de Westerse samenleving. Wellicht herkent men nu in Tsjaikovskistraat 40 de olijke maatschappijkritiek wel. De rol van het personage Waterdrinker als schelm.
Je hebt naar mijn idee grofweg twee soorten schrijvers. De ene groep gaat achter het bureau zitten en verzint prachtige werelden, laat de verbeelding het werk doen. Hetgeen beslist mooie literatuur kan opleveren. De andere groep, waartoe ik mijzelf reken, verweeft de literatuur met hun leven, in meer of mindere mate. Elke schrijver werkt im Grunde autobiografisch. Het gaat om het literaire spel. Ik heb mijn biografie verstrooid over al mijn boeken. Het was voor mij, zoals ook duidelijk uit de tekst blijkt, noodzakelijk om dit boek te schrijven. Om het maar boud te zeggen: ik had geld nodig. Het typoscript voor Poubelle was net af, in druk een pagina of vijfhonderd. Ik had het geschreven terwijl ik tegen heug en meug in letterlijk door de loopgraven in Oost-Oekraïne baggerde. Een geestelijk en fysiek slopende tijd.
Om opgepikt te worden in de media moeten boeken tegenwoordig ergens bij aan kunnen haken. Ineens dacht ik aan de eeuwviering van de Oktoberrevolutie. Ik wist natuurlijk dat Lenin in mijn straat had gewoond, dat aan het einde, een paar honderd meter verderop, het Tauruspaleis staat waar de Revolutie is begonnen, dat de dichteres Zinaida Hippius er een appartement had en dat Oblomov van Ivan Gontsjarov er geschreven is. Ik woon dus zowel in het centrum van de Russische literatuur als in het epicentrum van de revolutie van 1917. Tegelijkertijd had ik ook een zekere onvrede over de ontvangst van Poubelle. De recensies waren over het algemeen goed, maar ik wilde, om het netjes te zeggen, de literatuur aan de kant zetten. Een periode van neerslachtigheid, in het besef dat je nauwelijks het verschil kunt maken. Het leven zelf is voor mij vele malen belangrijker dan de literatuur.
In Poubelle zweef ik panoramisch boven Europa. Het boek is nog steeds actueel, om maar eens een rotwoord te gebruiken. Het contrast tussen arm en rijk wordt steeds groter. Het middenkader is aan het verdwijnen. De hypocrisie heerst. De hooghartige elite die denkt over het volk te kunnen beslissen, terwijl datzelfde volk steeds meer wordt uitgeknepen. De elite leeft in een wereld van fine dining, van kinderen die studeren in Amerika of aan het backpacken zijn in Australië. Die verwijdering zie je in de hele wereld. Vergeet niet dat de Oktoberrevolutie van 1917 ontstaan is door een dergelijk contrast. De adel, vele tienduizenden rond de tsaar, leefden in ongekende weelde, terwijl de bevolking verhongerde. Dat had in die tijd natuurlijk iets Dickensiaans, de man met de bontmantel en de pauper, bijna toneelmatig arm en rijk. Maar tegenwoordig zijn de verschillen niet echt meer zichtbaar in de kleding, de zwervers in lompen even buiten beschouwing latend. Je kunt zowel arme, kansarme als rijke mensen treffen in een spijkerbroek en op gympen. Het inherent onrechtvaardige houdt me bezig. Het is een farce dat de elite mededogen heeft met de minderbedeelde.
Tegelijk heb ik in de loop van mijn leven, van mijn verblijf in Sint-Petersburg heel veel kennis opgedaan. Ik heb voor dit boek geen research hoeven doen, maar direct uit mijn leven gegrepen, vond het ook fijn om alles een keertje op een rijtje te hebben. Tsjaikovskistraat 40 is een roman, het autobiografische is, ook vooral voor mijzelf, fijne spielerei. Het is in de ik-vorm geschreven. Daardoor heeft het een hoog gluurgehalte. Het ‘weeklagen’ is ook een stijlvorm. Zoals Hermans al zei: ‘De lach is de braakbeweging waarmee ik bedorven geestelijk voedsel uitstoot.’ Ik zit al jaren ver weg in Rusland en het heeft ook iets romantisch om de pen op te nemen en over Nederland te fulmineren. Al meen ik het allemaal wel. Als ik eerlijk mag zijn is er geen boek dat zoals Poubelle de stand-off tussen Oost en west zo duidelijk laat zien. Het gaat in het nieuws elke dag over Trump en Poetin en er is nog heel veel onwetendheid.’
Poetin
‘Is de literatuur bedoeld als informatiebron? Ter vermaak én lering. Welzeker! Je kunt als schrijver de menselijke onderstroom van een politicus heel effectief laten zien. Kijk eens naar Halbe Zijlstra. Die hautaine cultuurmoordenaar smolt weg. Er zijn op het moment gigantische geopolitieke ontwikkelingen aan de gang, in Europa, in Afrika, Amerika, in China. Het is onbekend welke richting het op zal gaan. En ondertussen worden de lakens nog steeds uitgedeeld door een bevoorrechte klasse die weinig heeft meegemaakt. Het is op zich goed dat die mensen het kwaad van de wereld niet echt kennen. Alles is leuk, aardig en lief, maar we hebben te maken met een wereld die op drift is. En je vraagt je af of die mensen wel toegerust zijn om die problematiek het hoofd te bieden, of ze de kennis en vooral het gevoel hebben. Ik ben van de generatie die nog vaak aan de ouderlijke eettafel de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog voorgeschoteld kreeg.
Ik vind dat een schrijver ook de taak heeft om de tijd waarin hij leeft te becommentariëren. In welk tijdsgewricht je je verhaal ook situeert, je kunt altijd iets zeggen over het heden. Er gebeuren nu veel zaken die mij angstig maken, woede opwekken, me frustreren. Dat alles is de cocktail waarin de nieuwste roman is ontstaan. Wat is bijvoorbeeld de achtergrond van Vladimir Poetin? Hij is drie straten bij mij vandaan opgegroeid in een klein krottig appartementje, waar de ratten en de kakkerlakken vaste gasten waren. Elke keer als ik daar langsloop, moet ik daar aan denken. Aan zijn afkomst, maar ook waar hij vandaan komt in de tijd. Spion in de DDR, het roverskapitalisme in de eerste jaren na de val van De Muur, de chaos in die tijd in Rusland. Ik heb dat allemaal meegemaakt, doorleefd. Veel heb ik ook niet opgeschreven. Ik heb een heel hoofdstuk uit het boek gehaald van een dozijn Russen die ik persoonlijk heb gekend en die geliquideerd zijn. Dat had een te hoog ‘kijk-mij-eens-gehalte’. Ik wilde koste wat kost interessantdoenerij vermijden. Waarschijnlijk maak ik daar nog eens een apart boekwerkje van. Mijn liquidaties.
Veel mensen, ook van mijn generatie, zijn alweer vergeten dat er een Oostblok heeft bestaan. Ik schrijf niet voor niets: ‘Was treuren om de geschiedenis niet iets voor ouderen, de buitenste schil van het bataljon, klaar om als eerste te worden afgeroomd.’ Mensen met kennis van de (voor)geschiedenis zijn zeldzaam geworden. Kanonnenvlees. In die zin ben ik al stokoud. Het is geschiedenis die steeds sneller historie wordt. De Tweede Wereldoorlog, de Praagse Lente, de val van De Muur beweegt zich voor velen op hetzelfde niveau als de Hoekse- en Kabeljauwse twisten. En dat is diep treurig. Mijn broer gaf in Amsterdam les. In de lerarenkamer werd er over Churchill gesproken. Een derdejaarsstudent geschiedenis liep er stage. Er werd hem om zijn mening gevraagd. Hij bleek weleens van die naam gehoord te hebben. Ik was onlangs in de voormalige DDR. Onder meer in Weimar, Erfurt en Dresden. Prachtig, maar de geschiedenis dreunt bij mij tot op de dag van vandaag door. Het bombardement op Dresden waarbij mensen de vuurzee in werden gezogen. Voor sommigen is het heel ver weg, voor mij is het gisteren. Poetin heeft zijn broer verloren bij de blokkade van Leningrad, negenhonderd dagen, één miljoen doden. Hitler heeft de broer van Poetin gedood. Zo dicht staat de geschiedenis bij hem. In het westen heeft men een optimistische vooruitgangsgeloof. Elk nieuw boek is een plons in het duister, sommige fantomen sla je weg, andere komen tot leven.
Mijn appartement was voor 1917 een deel van een paleis. Tijdens de revolutie werden de bewoners geliquideerd, sloegen op de vlucht, of verdwenen in de anonimiteit en de huizen werden met schotjes opgedeeld tot kommunalka. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en de terugkeer van het kapitalisme, krijg je de slingerbeweging dat dergelijke complexen worden opgekocht door de nieuwe rijken. De geschiedenis herhaalt zich niet, maar rijmt. Het is normaal dat wanneer je rondloopt in de wereld, waar dan ook, dat je reflecteert met de kennis die je hebt, van de geschiedenis, je eigen herinnering enzovoort. Tegenwoordig zeggen ze dat je niets hoeft te leren, omdat alles op te zoeken is. Wanneer je leeg bent kun je niet reflecteren op je omgeving. Een lege generatie is gevaarlijk. Wat zijn hun helden? Een vlogger op internet? Hoe moet zo’n generatie beslissingen nemen over de toekomst?
Ik neem veel mensen op de hak in het boek, ben een voorvechter voor de freelancer, een activist in het boek, met de pen. Ik ga niet met een spandoek op straat staan. Ik krijg vooral veel reacties op de hoofdstukken met ‘mijn eerste gesjacher’ in de Russische vrije markt. Iedereen haalt wat anders uit het boek, en dat is goed. Ik heb ooit Eline Vere van Couperus vergeleken met Anna Karenina van Tolstoj. Het negentiende-eeuwse ‘s-Gravenhage van Couperus is iets totaal anders dan het Den Haag van nu. Maar de wereld van het Sint-Petersburg van Tolstoj verschilt eigenlijk niet met de verhoudingen in de huidige hoofdstad Moskou. Opnieuw is er een kaste van superrijken, die zich ook omringen met koks en lakeien. De ‘nieuwe tsaar’ Poetin met de hofhouding van oligarchen. Ze spreken net als in de negentiende eeuw alleen met de bedienden Russisch. Onder elkaar wordt er in plaats van het negentiende-eeuwse Frans, nu Engels gesproken. De meeste rijke Russen zijn opgeleid op dure kostscholen in Engeland. De geschiedenis herhaalt zich. Je vraagt je af hoe lang de gewone man dit nog pikt.
Het ergste is een schrijver die zichzelf serieus neemt. Je moet je werk serieus nemen. Zelfspot is daarbij een vereiste. Een boek moet entertainen. Om dat te bewerkstelligen moet de schrijver zich natuurlijk allereerst zelf vermaken. Elke vorm van kunst is uiteindelijk ook een viering van het geloof in de goedheid van de mens. Hoe gek dat ook klinkt, wanneer je over miljoenen doden schrijft. Ik woon zoals gezegd middenin de geschiedenis van de Oktoberrevolutie van 1917, maar ik heb natuurlijk zelf ook een revolutie meegemaakt, in alle betekenissen van het woord. De val van De Muur, het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Het interessante is dat de verschijningsvormen van beide revoluties identiek zijn. In de jaren twintig van de vorige eeuw, Lenin was nog aan de macht, was er een schrijnend tekort aan alles. De teugels werden gevierd en opeens verschenen er in alle steden weer restaurantjes, bars en zwarte handelaren. (Nieuwe Economische Politiek.) In 1989 tot 1991 had je ook zo’n periode met lange rijen voor de bijna lege winkels. Ook toen ontstonden er allerlei initiatieven, reden de zwarthandelaren rond in de eerste geïmporteerde Mercedessen. Het is het constante van de mens dat me intrigeert.
Toen de Sovjet-Unie uiteenviel, is men een tijd lang erg bang geweest voor enorme oorlogen. Er zijn natuurlijk wel conflicten geweest, maar het had vele malen erger kunnen zijn. We denken dat de onrusten in bijvoorbeeld de Balkan wel over zijn, maar er zijn momenteel alweer strubbelingen tussen Serviërs en Kosovaren. We maken nu het grote demasqué mee van het neoliberalisme. Het fijn welvarend worden met overheidsgeld en tegelijk een hoog ethisch moraal in stand houden. Dat zie je nu vastraken in het prikkeldraad van de werkelijkheid. De wereld klopt aan de deur. De ramp met de MH17 die fungeert in Poubelle was een wake-up call. De mensen die in het vliegtuig zaten, wisten misschien niet eens waar Oekraïne precies lag, dat er oorlog was. En toch eindigde hun leven daar. Zo dicht zit de geschiedenis op de huid. De reactie van sommige Oekraïners – ‘Nu weten ze ook eens wat oorlog is’ – is gruwelijk, niet te rechtvaardigen, maar wel begrijpelijk.
Alle uitgangspunten van vooral de westerse wereld van na de Tweede Wereldoorlog lopen vast op de realiteit. De werkelijkheid is gruwelijker dan we misschien aankunnen. De landen in midden- en Oost-Europa zijn niet zo ver van het bed als men denkt, als men wil geloven. Zoals dat altijd is geweest. Voor de Eerste Wereldoorlog waren er ook Polen, Tsjechen, Russen en Letten in Berlijn, Amsterdam, overal in West-Europa. Na de val van De Muur is de oude situatie in feite hersteld. Onwetenden van de geschiedenis zien dat als een bedreiging. De eeuwige dualiteit van Rusland is dat het aan de ene kant het grootste cachot van de wereld is, maar daarnaast ook een van de meest menselijke samenlevingen. Een land vol met gruwelen, maar ook met heel veel aardige mensen, die beseffen hoe fragiel het bestaan is en daarnaar leven.’
Guus Bauer