Waar wachten we op?

In ‘Het bedje van de schilder’ Voor de oude Pyke Koch, engageert Liesbeth Lagemaat zich met de zieke schilder aan het eind van zijn leven. Ze schrijft in III ‘naar buiten. Dat is toch wat je wilt zien Koch, mijn rare Hollander.’ De gedichten zijn realistisch en niet moeilijk te begrijpen voor wie iets weet van leven en werk van de schilder. Hij had kennis opgedaan over de techniek van olieverf en ei-tempera, evenals de dichteres en de bespreker.

I
Je had nog extra eieren laten komen vanochtend. Ze hoefde niet aan te bellen,
kon de mand zo de hal inschuiven. De deur op een kier. Later op de dag zou je

naar beneden, echt. De tempera. Je zou exact de juiste hoeveelheid nemen
dit keer. In je hoofd bonkt Florentijns groen op aquamarijn. Til een vinger

op, dacht je, soepelheid kan je ook testen op een beddenlaken. Het stroomt
niet. Het bloed is van lijm en plakt aan aderwanden. Til een vinger op,

denk je, het tintelt in de top, je vouwt een hand over die vinger en intussen
vlokt het avond, ze sjouwen dat paneel van schemering elke keer sneller aan je

raam voorbij en toch zag je niets, het moment waarop blad en kruin en wolk
vergruizen, een soep van grafiet. Dan kan het misschien beter, morgen.

De schilder wil nog een schilderij maken, maar hij ligt in bed. Hij is van plan op te staan, later, ‘echt’. De lezer gelooft het niet. ‘Je zou’, maar ja, je kon niet meer. Je kent het Florentijns groen van je bezoeken aan Italië. Je kent en bewondert het werk van Pierro della Francesca. Wat kun je nog? Je vinger bewegen? Dat moet je al proberen. Ook het zicht is niet meer in orde. Je ziet nog licht en het donkerder worden, maar de wereld, de prachtige bomen en landschappen vergruizen, maar je houdt goede moed. Misschien morgen?

In de volgende gedichten komen beelden voor van zijn werk, de modellen die hij schilderde, zoals Bertha van Antwerpen, een Antwerpse hoer, in de pose van Asta Nielsen, de erotische filmster en ook de rode staatsiejapon van zijn vrouw, Hedwig de Geer. Men denkt wel dat in het werk van Koch referenties zijn aan het fascisme, verborgen homoseksualiteit en een grote vrees voor de dood. Magisch realistisch werd het werk genoemd. Hij had daar geen bezwaar tegen.

In ‘The scream / skrik’ is een andere schilder gevolgd: Edvard Munch. Het lijkt of de dichteres zich identificeert met de afgebeelde man van Munch. De man zou naar zijn werk lopen, maar hij kwam nooit aan. Het krijst in zijn hoofd. ‘Het bos waardoor hij ging, / draaide wandelpaden die op niets marcheerden, de weg was leeg’. Het is een surrealistische tocht die de man maakt.

In ‘Doek. Gouden omtrek. Doek, Op het schilderij ‘De drie blinden’ van Marius Bauer’ leeft de dichteres zich in in de blindheid. ‘Hoe klinkt stilte voor wie / een oor geoefend heeft in het opdelen van ijlte: kleine korrels geluid’ en ‘alle geur als nectar proeven op een tastende tong’.

De foto op het voorplat danken we aan Chinees behang uit de 18de eeuw, te vinden in het Museum Oud Amelisweerd. Hierop is een Chinese dichter en dissident afgebeeld, 339 v. C. – 278 v. C.

I
Ze zoeken je. Zochten je. Dit wandpapier, uit lompenpap gewonnen,
geschept, geperst, te drogen gelegd om waterverf te zuigen (penselen

zo dun als de poot van een vlinder trekken lijnen over een nog lege vlakte,
aarzelend, trefzeker, subliem. Ze verven ogen. Vrouwenhaar. Mouwplooien.

Ook de penselen zochten je.) Want je verdronk. Een gat zo groot als
een hand onderbreekt de rivierstroom nu en wij staan in een bos in een huis

in een zaal onze ogen tegen de muur aan geplakt zoeken naar monden
die uit eeuwen roepen, de uitgegumde stemmen van de mannen en

vrouwen die het vissenvoer verkruimelen tussen hun vingers. Karpers die
rondjes zwemmen, bibbercirkels langs de voorplecht. Het bootje kan niet stil

II
en gaat alweer van daar, waar je misschien. Geclusterd. Waar je lag.
[…]

De tekst van het eerste gedicht loopt door in het tweede, zoals de schilderingen doorlopen in het behang. De korte opsommingen worden herhaald. De tekst gaat als een camera over de afbeelding. Ik heb gezocht naar een afbeelding van het behang, maar dat is niet gelukt en het museum is al enige tijd gesloten wegens geldgebrek. Er zit waarschijnlijk een gat in het behang. De beschouwer staat ‘in een bos in een huis // in een zaal’ (Weer die korte opsomming, nu met inzoomen op de afbeelding.) In de andere zes gedichten van deze reeks gaat de dichteres verder in op de verdronken dichter en hoe hij op haar verbeelding werkt en dan komt ook de titel van de hele eerste afdeling van de bundel aan de orde: ‘En de wereld verdwijnt met de knip van een schaar.’

Waar wachten we op? Op de dood.

In een los gedicht ‘Over hoe dat torretje’ doet Liesbeth Lagemaat even denken aan F.ten Harmsen van Beek. De titel loopt door in de tekst. Eigenzinnige woorden en grappige assonanties. Dezelfde speelse amplificatie; lange regels in disticha, maar dit doet ook denken aan magisch realisme:

hier op de tafel terechtkwam. Een heel verhaal. Maar dan moet ik eerst dat
andere, grotere verhaal vertellen. Dát, dat was geen sprookje maar de pure

werkelijkheid, kijk dan: een kloofje zo zacht als het woord zelf splijt nog steeds
onze lucht. Hoger wisten ze niet, maar men wees elkaar de plek aan, voor die

andere wereld een put. Gevallen zielen die niet ophielden met vallen. Het gat
was, honderden honderden jaren geleden, veel groter (stel je een krater voor),

soms tuimelden er hele groepen slechteriken tegelijk in. Doorheen, de wolken-
sluiers dun als vitrage, doorheen, de matrassen van kapok, tot ook die weer

kruimelden tot wufte plukken, drijvende roomsoesjes of soms zelfs haast
bellenblaasvlokjes, de nevel kleefde op armen en benen van de vallenden.

Dat gat moest dus dicht. Een even lumineus als eenvoudig plan kwam van
de hoogste instantie: nu allen op de knieën, handen vouwen, ogen toe,

het voorhoofd ten hemel geheven. En langzaam, lettergreep voor lettergreep,
zou het Gat gesloten worden, de omgekeerde Put gedicht.- Het plan was

perfect maar de uitvoering haperde. Te weinig knieën en handen en voor-
hoofden beschikbaar, het leger biddenden slonk met de eeuwen. Die scheur

daar, als een barstje in een porseleinen kom, ik zweer het je, vanmiddag
zag ik een paar zwarte insectkleine voetzooltjes naar buiten steken.

Remco Ekkers

Liesbeth Lagemaat – Abri. Wereldbibliotheek, Amsterdam. 96 blz. € 19,99.