Recensie: Roelof ten Napel – Het woedeboek
Machteloze woede
De tijd verloopt, neemt hele generaties mee, inclusief hun overtuigingen en gebruiken. Wat nog maar kort geleden vanzelfsprekend en allesbepalend was, kunnen nu weinigen zich meer voorstellen. Maar echt onafhankelijk van dat verleden zijn we ook weer niet, zo proef je overal in Het woedeboek, het fraaie poëziedebuut van Roelof ten Napel.
Ten Napel (Joure, 1993) in 2012 landelijke winnaar van de Kunstbende, categorie taal en opgeleid als wiskundige, debuteerde in 2014 met een heel opvallende, hybride bundel vol zelfvertrouwen: Constellaties. Geen doorsnee debuut met een veilig verhaal, maar ‘een fascinerend amalgaam van kleine conversaties’, zoals ik het in een vorig leven omschreef. Vorig jaar kwam de kleine roman Het leven zelf uit en nu is er dus poëzie van zijn hand.
Er bestaat woede in soorten, maar de machteloze variant is wel de meest fascinerende, omdat hij diep van binnen woekert en daarmee voor anderen moeilijk waarneembaar is. De getergdheid over het maar niet los kunnen komen uit de achtergrond van je geboortestreek, je verleden en familiegebruiken, het godsgeloof, heeft alle recht van bestaan. Het is ook een thema dat rijk is aan mogelijkheden. In reeksen gedichten, deels met identieke titels; wolf, magnolia, psalm, machine, roept Ten Napel patronen op van een starre wereld, waar je als individu zo goed als geen invloed op hebt en die zich dus ook heel moeilijk laat veranderen.
‘Een wolf is vooral een belofte, vond je, van een dier dat nog komt’, staat in het korte vers, dat voorafgaat aan de als Het woedeboek omschreven cyclus, een dier misschien als een leven waarin grote stappen worden aangekondigd. Maar de magnolia, psalm en machine lijken al te verwijzen naar de obstakels die verwezenlijking van alle plannen en verwachtingen dwarsbomen. Je wilt liefde bijvoorbeeld. En krijgt het niet.
Platteland, strenggelovig milieu, hypocrisie – het thema lijkt zelfs nog in de eenentwintigste eeuw wel verplicht in de Nederlandse literatuur – hebben hier een betekenisvolle rol gekregen. Ten Napel speelt met gevoel voor klank en ritme en toepasselijke christelijke symbolen een uitgekiend spel van suggestie en mystificatie, zoals het onderwerp van de woede altijd wijkt wanneer je het wilt benaderen, als irritante mouches volantes, vuiltjes voor je ogen.
langzaam breekt je
ruggengraat, je geschiedenis
een unheimische knik –er is niets meer
om van je te getuigen, geen bot meer
om tot voorwerp te schurenjij zielloze willoze staar, op beslagen glas verwaasd
fel licht – ik wil je noemen tot niets anders meer
en je ontwijkt me, je vlugge beweging noguit gewoonte
in mijn
ooghoek
Er is sprake van ‘een schim’, ‘een litteken’, ‘een leegte’, als fantomen van de god, die de vader ooit verdedigde als predikant (in ‘psalm (zegening)’). In ‘psalm (silo)’ gaat het om de beleving van het ouderlijk huis, dat niet meer ‘past’ en een plek van verval en verdwenen geluiden is geworden:
[…]
heeft iets van mij het overleefd, een lap stof
van een vorige geest, gebruikt om een gat mee te stoppen,
dan weet nog een stuk van mijn stem hoe je
hem aan moet spreken, op welke manier hij
leek te luisteren.
Dat de leegte evengoed weer om een reactie vraagt, klinkt door in ‘nacht’, dat is opgebouwd uit twee woord- en troostrijke delen, waarin de ik zich lijkt te realiseren dat ook een vacuüm niet niks is:
ik wist niet dat de liefde niet blind is omdat ze iets niet ziet,
maar omdat ze iets gevonden heeft wat méér dan zichtbaar is […].
Roelof ten Napel excelleert in een poëtisch proces van aantrekken en afstoten, van zekerheid en twijfel, die niet zonder elkaar kunnen. In acht titelloze gedichten achterin de bundel, onder de gezamenlijke noemer ‘Jongen’, verhoudt een jongen zich tot een andere jongen, met wie hij niet verder wil of kan gaan, maar aan wiens ‘onherhaalbare blik’ hij later toch moet terugdenken: ‘als je opschiet kun je je handen nog warmen boven het gedoofde vuur’. Die verzen bevestigen en onderstrepen prachtig de bevindingen uit het eerste deel van de bundel; waar moet je heen met je machteloze woede jegens anderen of jezelf.
André Keikes
Roelof ten Napel – Het woedeboek. Hollands Diep, Amsterdam, 80 blz. € 19,99.