Recensie: Fleur Jurgens – Drakensteyn, droomkasteel
Roddelen over de kroonprinses en de Duitser
Een tijdje terug stonden een paar bekenden in de rij in een Brits museum. Prinses Beatrix bleek daar ook rond te lopen en zei: ‘Gaat u maar voor, ik wacht op een vriendin.’ Verder gebeurde er niets, maar de gebeurtenis maakte zo’n indruk dat het verhaal meerdere malen werd verteld. En ook ik luisterde er met interesse naar, alsof er een waar mirakel had plaatsgevonden. Alles wat met de Oranjes te maken heeft, klinkt door het Koninklijke aura blijkbaar in eerste instantie interessant, zelfs als het uiteindelijk niet zoveel voorstelt. Datzelfde is van toepassing op dit boek.
Naar het schijnt is Drakensteyn, droomkasteel gebaseerd op de dagboeken van ene Michelle Mastenbroek, in de jaren zestig kokkin op Drakensteyn. Wie de verantwoording leest, krijgt de indruk dat die dagboeken weinig om het lijf hebben, want volgens Jurgens zijn ze ‘lastig leesbaar, want in het Australisch-Engels en in een priegelhandschrift geschreven, zeer fragmentarisch en ongedocumenteerd’. Op basis daarvan zou een mens kunnen denken dat Jurgens zomaar wat leuks heeft verzonnen (niets mis mee in een roman!), maar dat zij met dat vage gegeven van die dagboeken toch nadrukkelijk de associatie met Beatrix en Claus zoekt. Een ‘op feiten gebaseerd verhaal’ over de Oranjes is immers gemakkelijker aan de man te brengen dan ‘verzonnen fictie’.
Hoofdpersonage Minnie – de ‘geanonimiseerde’ versie van Michelle – ligt in 2002 verlamd in bed, compleet afhankelijk van een ontrouwe echtgenoot die haar slecht behandelt. Ze heeft een interessant verleden om op terug te kijken: ze maakt onderdeel van de hofhouding in Australië, vertrekt om toe te treden tot de hofhouding van Elizabeth II, wordt bijna de kokkin van Ingrid Bergman in Parijs en uiteindelijk kokkin van Beatrix op Drakensteyn. Haar man wordt butler, maar een erg fijn dienstverband is het niet. De jonge prinses is een aangename, vaak afwezige bazin, en in eerste instantie heeft het echtpaar het dan ook prima naar hun zin. Maar alles verandert, en niet ten goede, als Beatrix met prins Claus trouwt. De prins ontpopt zich al snel tot een vervelende zeurpiet die overal kritiek op levert en onredelijk commentaar levert op de gerechten (‘Uw recept klopt niet!’). Dit door Jurgens geschetste personage roept geen enkele sympathie op, ook niet als blijkt dat hij depressief van aard is.
Minnies toenemende ergernis over Claus’ geklaag en de daarmee samenhangende almaar kritischer wordende houding van de kroonprinses ten opzichte van de butler en de kokkin is prima uitgewerkt. Koningin Juliana zorgt daarnaast voor de komische noot, al moet gezegd worden dat zij als romanpersonage een wat verdwaalde indruk maakt in het boek. En dat geldt voor meer personages en gebeurtenissen: diverse Oranjes en nieuwsgebeurtenissen uit de jaren zestig komen keurig aan bod, maar alles wordt vaak slechts aangestipt, zonder dat het relevant blijkt te zijn voor de verhaallijn. Daardoor krijgt het allemaal iets van een invuloefening. Jurgens laat daarmee vooral zien dat ze haar huiswerk goed heeft gedaan. Het blijft allemaal oppervlakkig, zelfs het noodlottige einde van de jachtmeester maakt weinig indruk door al die ingeslagen zijpaden. Dat geldt trouwens ook voor de dramatische gebeurtenissen in Minnies privéleven. Na het dichtslaan van het boek vroeg deze lezer zich af waarom het hoofdpersonage zich in 2002 eigenlijk zo druk maakte om haar dienstverband uit de jaren zestig bij de Oranjes, te meer omdat het uiteindelijk allemaal met een sisser afloopt. In haar privéleven blijkt ze toch echt voor hetere vuren te hebben gestaan, maar ook die gebeurtenissen – o.a. het verlies van een kind, een ontrouwe echtgenoot, mishandeling – worden eerder aangestipt dan uitgewerkt.
Het leest allemaal lekker weg, dat wel, en Jurgens biedt een lekker fictief inkijkje in de Koninklijke keuken. En toch heeft het allemaal iets ongemakkelijks. Met name Claus wordt zó anders neergezet dan het beeld dat van hem bekend is – er wordt bijvoorbeeld geïmpliceerd dat hij op een ‘bijzondere’ manier omgaat met zijn mannelijke vrienden – dat ik er het gevoel van kreeg een roddelblad te lezen. Een aanpak zoals John Burnham Schwartz hanteerde in het mooie Keizerin uit het volk, waarin hij de Japanse keizerlijke familie andere namen geeft maar toch herkenbaar opvoert, had voor de distantie gezorgd die zo’n verhaal nodig heeft. Door deze rare mix van feit en fictie krijgt de lezer er eerder een onbehaaglijk gevoel van. Mocht ik zelf ooit eens door Beatrix worden voorgelaten in de rij bij een museum is de kans groot dat ik zeg: ‘Dank u wel, mevrouw, en wat sneu voor u dat u zich niet kunt verweren tegen die roddelachtige roman.’
Lucas Zandberg
Fleur Jurgens – Drakensteyn, droomkasteel. Prometheus, Amsterdam, 286 blz. € 19,99.
(foto boven, keuken Slot Drakensteyn, 1963: Bilsen, Joop van / Anefo, CC0 1.0)