Recensie: Merijn de Boer – Nestvlieders
Het absurdisme en de eenzaamheid
Op 9 maart 2012 werd bekend dat Merijn de Boer de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs heeft gewonnen. Hebben we te maken met een nieuwe ster aan het literaire firmament? De bundel Nestvlieders, waarmee hij de prijs won, bevat twee korte verhalen en twee novellen, die zoals de titel al aanduidt, gaan over jonge mensen die het vertrouwde de rug toe hebben gekeerd en hun geluk elders willen beproeven. De Boer publiceerde eerder verhalen in onder andere De Gids, Passionate en De Parelduiker en bewandelde dus de klassieke weg van eenzaam ploeterend talent naar literaire ontdekking.
Het openingsverhaal ‘Overal leegte’ gaat over de bewoners van een bijna onbewoond en naargeestig appartementencomplex, dat de vorm heeft van een dolfijn. De werkloze ik-figuur brengt haar dagen in die leegte door, thuiskomst en vertrek van haar medebewoners lusteloos gadeslaand. De overdaad aan onopgevulde ruimte geeft het verhaal een desolate en surrealistische sfeer, die versterkt wordt wanneer ze medebewoners Wolf, in het dagelijks leven fiscalist, in een clownspak door de gangen ziet spoken. Hoewel er nauwelijks iets gebeurt, weet De Boer een snijdende spanning te creëren. Het clownspak is een geijkte vermomming van het kwaad, maar omdat er veel aan de suggestie wordt overgelaten, heeft dit subtiele verhaal een verrassend unheimische nagalm.
Het veel langere verhaal ‘Balthasar Tak’ is grotesker en daardoor minder indrukwekkend. De schrikbarend vieze student Tak trekt de wijde wereld in, naar een verafgelegen oord dat moeilijk te bereiken is. Dat had hij als waarschuwing moeten zien, zo blikt de verteller aan het begin al vooruit. Zijn reis mondt uit in een ware hellevaart. Na paginalange beschrijvingen van Balthasars smegma, schimmelinfecties en statische schaamhaar en een – dat moet gezegd – van wanstaltige weerzinwekkendheid memorabele seksscène, wordt hij te werk gesteld in een hotel. Overal krioelen insecten, kakkerlakken, mieren, wantsen en sprinkhanen. Volgens de wet van Murphy moet alles wat mis kan gaan, ook mis gáán, tot een absurdistische slot een einde maakt aan zijn lijden.
De novelle ‘Luchtkasteel’, over een narcistische ex-kampioen kogelstoten die Prince genoemd wordt, is het minst sterke verhaal uit de bundel: een geforceerde samenkomst tussen twee oude vrienden die nergens echt op gang wil komen en ondank de vele details over hun verleden niet aan diepte wint. De onbereikbaarheid en ontmaskering van de ander zijn het hoofdmotieven in dit verhaal, dat vertelt van een ongemakkelijk weekend in een onvriendelijk Parijs.
Het slotakkoord, ‘Kraaien in de schoorsteen’, is een intiem verhaal over een thuiskomende student die terugkeert naar zijn kat Antoon en het huis van zijn moeder. Het is subtiel en tijdloos opgetekend. Hier weet De Boer weer de juiste balans te vinden tussen gegeven en suggestie en krijgt de lezer weer de gelegenheid zelf tot een reconstructie van de verhaalwerkelijkheid over te gaan.
De Boer gaf twee verhalen motto’s van Mulisch en Brouwers mee, waarmee hij zich in goed gezelschap schaart. Hun verhaalkunst heeft hij in deze bundel nog niet weten te evenaren. Daarvoor zijn de personages soms nog teveel van papier, komen sommige plotwendingen te geforceerd over en zijn bepaalde metaforen te potsierlijk, terwijl ze geen surplus aan beeldende kracht opleveren. Desondanks is Nestvlieders een veelbelovend debuut, van een auteur die wellicht met name op de korte baan zal blijken uit te blinken.
Meriel Benjamins
Merijn de Boer – Nestvlieders. Meulenhoff, Amsterdam. 192 blz. € 17,95.