Curriculum.nu

Het onderwijs gaat, voor de zoveelste keer, op de schop. Op dit moment worden er miljoenen gepompt in het megaproject Curriculum.nu waarbij docenten, lerarenopleiders en wetenschappers werken aan de opzet van een nieuw plan voor het onderwijs. Van de basisschool tot en met 6 vwo. Dan krijg je doorlopende leerlijnen zoals dat in het onderwijsjargon heet. Om de zoveel tijd komt er een tussenproduct van Curriculum.nu naar buiten en daar komt dan heel veel kritiek op of om het maar weer in onderwijsjargon te zeggen: de feedback is zo af en toe vrij stevig. Meer tips dan tops, om het nog didactischer te verwoorden.

Ik ben het meest geïnteresseerd in Nederlands en dan voornamelijk literatuur. De aanbevelingen voor de onderbouw zijn:

De leerling kan rondom het werken met literaire teksten:
• meeleven en -denken met personages en gebeurtenissen. De leerling verwoordt emoties, zoals angst en zelforiëntatie, ervaart de kracht van literatuur en onderbouwt dat met argumenten binnen en buiten de tekst. De leerling kan de personages en gebeurtenissen relateren aan de eigen leefwereld en aan maatschappelijke ontwikkelingen.
• begrijpt ingewikkelde verhaalstructuren, zoals perspectiefwisselingen en tijdsprongen. De leerling begrijpt meer complexe karakters van personages, kan motieven, doelen en intenties beschrijven en een oordeel geven over het handelen. De leerling legt verbanden tussen de tekst (gebeurtenissen, personages), zijn eigen wereld en maatschappelijke ontwikkelingen in heden en verleden.
• kan beargumenteerd aangeven in hoeverre ze literaire teksten wel of niet waarderen. De leerling kan verschillende teksten van eenzelfde schrijver, thematiek, genre of verschijningsvorm (een boek en zijn verfilming) vergelijken en hier een persoonlijk waardeoordeel over geven met argumenten gebaseerd op de relatie tussen lezer en tekst, en tussen tekst en werkelijkheid (over de afspiegeling van de werkelijkheid, morele, maatschappelijke, psychologische kwesties). Ze kennen en gebruiken hiervoor passende beoordelingswoorden.
• fictie en literaire non-fictie onderscheiden, en daar binnen verschillende genres. De leerling kan literaire procedés identificeren, reproduceren, daar mee experimenteren. Ze kennen en gebruiken passende begrippen bij het interpreteren en begrijpen van literaire teksten.
• eigen oordelen aanscherpen door leesgesprekken te voeren en leeservaringen te vergelijken met andere interpretaties en oordelen, waar nodig onder begeleiding
van de leraar. Daardoor komt de leerling tot nieuwe opvattingen en inzichten. De leerling stelt verschillende soorten vragen gericht op inleving, beleving,
interpretatie en beoordeling.
• kan teksten produceren als reactie op een literaire tekst, zoals een recensie. De leerling kan ook zelf verhalende en poëtische teksten produceren en hierbij
experimenteren met verhaalstructuren, taalkenmerken en literaire procedés.

Arme leerlingen, wat moeten ze veel. Veel meer dan ik in de jaren zeventig in de onderbouw van het vwo kreeg. Ik hoop dat de leerlingen net als ik een docent krijgen die gaat voorlezen wat hij mooi vindt en er dan met met hen over spreekt.

Laat ik één aanbeveling die hierboven staat eruit halen: ‘kan teksten produceren als reactie op een literaire tekst, zoals een recensie’. Je ziet die opdracht regelmatig terugkomen in schoolmethodes. Ik heb het idee dat ik, na zo’n duizend recensies geschreven te hebben, een beetje weet hoe je dat moet doen. Na de vijfhonderdste recensie ging het wat vloeiender. Maar leerlingen in de onderbouw moeten er al mee aan de slag. Vraag je aan docenten hoe vaak zij een recensie schrijven, dan zul je in 99% procent van de gevallen het antwoord ‘nooit’ krijgen. Sterker nog, de meeste docenten lezen nauwelijks recensies in de krant, als ze al een krant lezen (hier zit geen wetenschappelijk onderzoek achter; ik stel die vraag meestal tijdens colleges). We verlangen dus van jonge leerlingen dat zij iets doen, wat wij als docent zelf bijna nooit doen. En wij beoordelen die recensies volgens het schoolboekenformat omdat we de recensies in de krant of het weekblad niet of nauwelijks lezen. Wat zitten we eigenlijk te doen?

Voor de volledigheid geef ik ook de aanbevelingen voor de bovenbouw:

• Bouw in de uitwerking voor literaire competentie voort op de onderliggende bouwstenen (po en vo onderbouw). Het aanbod uit die bouwstenen dient ten minste worden verdiept waarbij belevend, interpreterend, beoordelend en met narratief begrip lezen in balans aan bod komen.
• Zorg ervoor dat de complexiteit en diepgang van de leesgesprekken en de (tekstuele en mondelinge) verwerking van de leeservaringen passen bij de cognitieve en talige ontwikkeling van de leerlingen.
• Zorg ervoor dat leerlingen in alle onderwijssectoren kennis hebben van het bestaan van geheel verschillende opvattingen (in heden en verleden) over de aard en functie van literatuur. Daarbij is aandacht voor het interpreteren van literatuur in de maatschappelijke, culturele en historische context.
• Een goede balans tussen de meer actueel-maatschappelijke context en de meer cultuurhistorische context is in elke schoolsector (praktijkonderwijs, vmbo, havo, vwo) van belang, waarbij tussen en binnen schoolsectoren verschillende accenten gelegd kunnen worden.
• Stel in alle schoolsectoren een minimaal aantal werken verplicht (bijvoorbeeld zes per leerjaar), waarbij leerlingen keuze hebben uit zowel fictie als literaire non-fictie en poëzie, uit zowel historische als hedendaagse, en oorspronkelijk als vertaalde teksten. Het is daarbij van belang dat de literaire teksten aansluiten bij de competenties en interesses van de leerling en dat ze begeleid worden bij hun keuzes.
• Ontwikkel voor het kerncurriculum van de bovenbouw Nederlands een vastgesteld aantal modules gerelateerd aan het leergebied Nederlands waar leerlingen en leraren uit kunnen kiezen. De modules zijn een verdieping van het kerncurriculum dat in po en vo onderbouw is aangeboden. Wat betreft literaire competentie zouden er verschillende verdiepende modules kunnen worden ontwikkeld, zoals literatuur in maatschappelijke context, thema’s in de wereldliteratuur en literair erfgoed.

Het is niet makkelijk voor de mensen die hier hard aan werken, want ze moeten met alles en iedereen rekening houden. Opmerkelijk vind ik de opmerking dat leerlingen zowel oorspronkelijke als vertaalde teksten mogen lezen in dit voorstel. Het is een beetje onduidelijk of daarmee vertaalde young-adultboeken mee wordt bedoeld die uitstekend geschikt zou zijn in het vmbo, of het vierde jaar van de havo en de vwo. Of wordt ermee bedoeld dat je op de eindlijst ook Murakami zou mogen zetten? Ik zou van beide varianten wel een voorstander zijn, maar ben wel een beetje bang dat de cultuurhistorische context van de eigen literatuur wat onder druk komt te staan. Toch worden de mogelijkheden voor een literatuurliefhebber verduizendvoudigd. Laat Houellebecq maar botsen met Giphart, zet Oblomov maar naast Het boek Ont, laat Jules Verne maar vergelijken met Auke Hulst, bekijk de sporen van Vonnegut in het werk van Dorrestein.

Jarenlang gaf ik een college Wereldliteratuur in de eerstegraads lerarenopleiding. Onze studenten vonden die colleges over het algemeen erg boeiend. Toch verdween het vak, zoals je favoriete eten ook altijd verdwijnt van het menu van het restaurant dat je wekelijks frequenteert. Dit jaar mocht ik het vak nog één keer uit de mottenballen halen, op verzoek van de studenten zelf. We lazen W.G. Sebald – Austerlitz, Michel Houellebecq – Elementaire deeltjes, Clarice Lispector – Het uur van de ster, Haruki Murakami – Norwegian wood, Ivan Gontsjarov – Oblomov en mijn studenten konden prachtige verbindingen leggen met boeken uit de Nederlandse literatuur. Literatuur leefde weer voor hen. Ik hoop dat zij dat vuur ook kunnen doorgeven aan hun leerlingen. Dan komt het allemaal nog wel goed.

Coen Peppelenbos

(Wie het laatste tussenproduct van Curriculum.nu wil lezen kan hier terecht; het literaire gedeelte staat op bladzijde 11 t/m 14.)