Essay: De meest strikte levensschool – over Op zoek naar de verloren tijd van Marcel Proust (2)
II Verliefdheid: In de schaduw van meisjes in bloei
Verliefdheid is ook ruimschoots op voorhand droevig zijn
Om een mislukken dat nog niet mogen beginnen is.
Dimitri Verhulst – Liefde, tenzij anders vermeld
In de schaduw van meisjes in bloei gaat verder waar het laatste deel van De kant van Swann eindigde; met de uitstapjes van Marcel naar de Champs-Elysées waar hij speelt met Gilberte Swann, het meisje dat hij voor het eerst zag in Combray. Marcel wordt verliefd op Gilberte: het eerst deel van In de schaduw van meisjes in bloei gaat voornamelijk over Marcels liefde voor Gilberte, of eigenlijk: over verliefdheid. En dit onderwerp koppelt Proust aan een belangrijk thema in de roman: de relatie tussen verbeelding en werkelijkheid. In het tweede deel vertrekt Marcel met zijn grootmoeder naar het kustplaatsje Balbac waar hij kennismaakt met Robert de Saint-Loup, die zijn goede vriend wordt, de schilder Elstir, de Baron de Charlus en Albertine op wie hij verliefd wordt.
1
Marcel had in De kant van Swann al zijn droom om schrijver te worden laten varen; hij meende dat hij niet geschikt was voor het schrijversschap. In dit tweede deel worden zijn vermoedens nog eens bevestigd. Monsieur de Norpois is een kennis van zijn vader en komt dineren bij Marcels ouders. De Norpois heeft boude meningen over literatuur, hij noemt Marcels favoriete schrijver Bergotte denigrerend een ‘fluitspeler’ en hij heeft weinig met het‘l’Art pour l’Art’ idee, want ‘in dit tijdsgewricht zijn er dringerder zaken aan de orde dan het harmonisch rangschikken van woorden.’ Marcel schrijft iets en laat dit aan Norpois lezen die de tekst afkraakt. Marcel wist al dat hij geen talent had, maar het commentaar van Norpois zorgt ervoor dat hij nu ook geen zin meer heeft om te schrijven. De kritiek van Norpois is een bevestiging van wat Marcel al wist; hij is ‘intellectueel waardeloos en niet in de weg gelegd voor de literatuur.’
Als hij een keer thuiskomt van de Champs-Elysées, herinnert hij zich opeens het zitkamertje van zijn oom Adolphe in Combray, een beeld dat wordt opgeroepen door geur, en hij vraagt zich af waarom ‘zo’n nietszeggend herinneringsbeeld bij mij zo’n groot geluksgevoel had uitgelokt’. Marcel weet niet waarom zo’n simpel beeld van vroeger voor zo veel geluk zorgt, maar hij stelt de zoektocht naar het antwoord uit. Deze opschorting is wellicht het gevolg van de ontmoedigende woorden van Monsieur de Norpois. Anderzijds is het mogelijk dat het uitstel is ontstaan omdat er vanwege zijn liefde voor Gilberte geen ruimte is om dit te onderzoeken. De verteller noemt verliefdheid namelijk een ‘obsessie’ en wie geobsedeerd is door iets of iemand, kan slechts daar aan denken. Als Marcel in Balbec Albertine en haar vriendinnen ziet, nemen de meisjes hem volledig in beslag en hij doet er alles aan om ze te ontmoeten. Dat is nu het enige doel, want ‘als doel van mijn leven zag ik niet meer het verwezenlijken van mijn dromen uit het verleden, maar de gelukzaligheid van de huidige minuut’.
Verliefdheid is verdriet. In In de schaduw van meisjes in bloei zegt de verteller: ‘In werkelijkheid schuilt er in de liefde een permanent leed dat door vreugde getemperd, virtueel gemaakt of uitgesteld wordt, maar dat ieder ogenblik kan worden wat het allang zou zijn als je je zin niet had gekregen, en wel iets gruwelijks.’ Liefde is lijden, maar de ander is niet schuldig aan het leed; hij of zij is slechts de aanleiding. De agonie die de vreugde tempert is het gevolg van de verbeelding, van de kunstige vaardigheid van onze eigen geest: ‘Wat je in het bijzijn van de geliefde maakt is maar een negatief, dat je later ontwikkelt als je eenmaal thuis bent en weer beschikt over je innerlijke donkere kamer, waarvan de toegang gebarricadeerd blijft zolang je in gezelschap bent.’ De geliefde is een ‘silhouet’ die door de verbeelding gewicht en betekenis krijgt. ‘Onze liefde dijt enorm uit, en we bedenken niet eens hoe weinig plaats de werkelijke vrouw daarin inneemt.’ Verliefdheid is voornamelijk verbeelding. Het beeld van de geliefde ontstaat in zijn of haar afwezigheid.
De verliefde is angstig en onrustig, hij hinkt van hoop naar wanhoop, als een dronkaard die geen balans kan houden. Begeesterd door zijn eigen zorgvuldig geconstrueerde ficties schippert hij tussen tijdelijke geruststelling en eindeloze zorgen. Het wezen van de menselijke geest is onrust, maar de verliefde geest is in overdrive, zo gepreoccupeerd met het verlangen dat alles wat niet met dit verlangen te maken heeft onbelangrijk en betekenisloos is, en het verlangen is de motor van het geloof, van onze denkbeelden, van datgene wat onze geest construeert, maaksels die leidend zijn en die ons gedrag bepalen en ons gevoel reguleren. Het verlangen zorgt voor onrust; is het verlangen eenmaal bevredigd dan is dit direct een beginpunt voor meer, een nieuw verlangen en dit dimt de vreugde van de verliefdheid. Proust beschouwt het gelukzalige moment in de liefde als het uitstel van ongeluk, hetgeen onvermijdelijk is.
Geloof en verbeelding zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Als verliefdheid verbeelding is, dan is het dus ook geloof en als dit geloof is afgezwakt, geïmplodeerd, ontmanteld of gedemonteerd dan is er een kans dat we niks meer begrijpen van onze verliefdheid. Vandaar dat iedereen wel eens heeft gedacht: was ik verliefd op háár, op hém?
Als het geloof is afgebrokkeld, laat de persoon die je een lange tijd geestelijk heeft gegijzeld je later vrijwel onverschillig. De verteller verklaart dan ook aan het begin van het tweede deel van In de schaduw van meisjes in bloei dat Gilberte hem niks meer deed toen hij twee jaar later met zijn grootmoeder voor het eerst naar Balbec ging.
2
Marcel is kwetsbaar; hij is zeer gevoelig en heeft een slechte gezondheid. Hij kan daarom niet naar Venetië en Florence reizen, plaatsen die hij zo graag wil bezoeken. Als zijn gezondheid het toe laat, gaat hij met zijn grootmoeder naar het kustplaatsje Balbec. Marcel slaapt in een kamer naast zijn grootmoeder en om het drama van het naar bed gaan te verzachten, zegt ze dat hij op de muur moet kloppen als hij iets nodig heeft. Die avond klopt hij drie keer op de muur en als hij een week later ziek wordt, zal hij dagenlang elke morgen, als hij denkt dat zijn grootmoeder wakker is, op de dunne scheidingswand kloppen.
In Balbec ontstaat zijn vriendschap met de knappe Robert de Saint-Loup, een neef van Madame de Villeparisis. Niet veel later zal Marcel een andere neef van Madame de Villeparisis ontmoeten, de befaamde Baron de Charlus. Als Marcel hem voor het eerst ziet weet hij niet zo goed wat hij moet denken van de Baron: ‘Zijn eigenaardige gezichtsuitdrukking zorgde ervoor dat ik nu eens dacht met een dief te maken te hebben, dan weer met een krankzinnige.’ Zowel Saint-Loup als de ongrijpbare Baron de Charlus zullen, net als Albertine, een belangrijke rol spelen in de roman.
Marcel heeft geleerd van zijn liefde voor Gilberte; hij weet ondertussen dat alles wat hij Gilberte toedichtte afkomstig was van hemzelf. En Marcel is zich bewust van dit subjectivisme als hij verliefd is op Albertine. Als hij haar op een dag ziet, meent hij dat ze er anders uitziet dan in de dagen daarvoor. ‘Maar ik besefte op dat moment dat bepaalde verschillen in iemands uiterlijk, belangrijkheid en verhevenheid ook kunnen liggen aan schommelingen in onze geestesgesteldheid, die als een scherm tussen de persoon en onszelf in kunnen schuiven.’ Verliefdheid is niet alleen lijden vanwege het drama van de afhankelijkheid, maar ook vanwege de zelfkennis die door de geliefde ontstaat, niet omdat de ander je een spiegel voorhoudt, maar doordat je inzicht krijgt in de werking van je geest.
Koen Schouwenburg
Marcel Proust – In de schaduw van meisjes in bloei. Vertaald door Philippe Noble en Désirée Schyns. De Bezige Bij, Amsterdam. 748 blz.