Recensie: Peter Buwalda – Otmars zonen
De mythe van de familie
Voor wel twaalf literaire prijzen werd Bonita Avenue, Buwalda’s debuut uit 2010 genomineerd. Vijf won hij er. Meer dan 350.000 exemplaren zijn er alleen al in Nederland verkocht. In 2012 kreeg hij in de radio-uitzending van Opium de vraag of hij niet bang was dat zijn ooit te verschijnen tweede roman een minder groot succes zou worden. Hij antwoordde dat hij dat wel zeker wist. Hij was voor Bonita Avenue per slot van rekening ook voor debuutprijzen genomineerd en dat zou bij een tweede roman niet meer kunnen. ‘Dus het zal sowieso als een minder groot succes aanvoelen, maar dat vind ik niet erg. Want het gaat me niet om het succes, maar om de kwaliteit van het boek.’
Die kwaliteit, die spat van zijn tweede roman af. Ongetwijfeld zullen hem ook nu vele prijzen ten deel vallen, want Otmars zonen is psychologisch gelaagder en stilistisch gerijpter dan zijn alom bejubelde eersteling.
In Otmars zonen draait het om de mythe van de familie, om de waarde van de bloedband, om nature versus nurture en om de niet te onderschatten rol die seksualiteit in een mensenleven speelt. In de meer dan zeshonderd pagina’s volgen we de levens van Ludwig Smit, Isabelle Orthel en Johan Tromp. We betreden het van meet af aan fascinerende romanuniversum aan de hand van de wat schlemielige Ludwig Smit die net is aangekomen in het Siberische Sakhalin. Op dat moment bevinden ook de twee andere hoofdpersonen zich op die door een sneeuwstorm geteisterde plaats. Alle drie lijken ze vastgevroren in de tijd, want er gebeurt relatief weinig in het heden van het verhaal. Door de vele flashbacks is er steeds meer verleden dan heden. Uitgekiend verweeft Buwalda die verhaaldraden met én in elkaar. Het web van relaties komt organisch tot stand, waarbij Buwalda ons stilletjes aan aanzet tot nadenken over de betekenis van familie en over de moreel aanvechtbare beweegredenen van de protagonisten.
Een korte schets van het verleden van de drie hoofdpersonen moet hier volstaan, want het betoverende net dat Buwalda heeft gespannen, laat zich niet in kort bestek samenvatten. De eerste persoon die we leren kennen is Ludwig. Zijn wereld veranderde ingrijpend toen moeder Ulrike besloot te gaan samenwonen met Otmar Smit en diens twee wonderkinderen Tosca en Dolf. Toevallig heette hij ook Dolf van geboorte (Volgt u het nog? Ook in de roman raak je als lezer kortstondig in verwarring). Twee kinderen met de naam Dolf, dat was onhandig:
Het werd Ludwig. Maar niet zijn stiefbroertje werd Ludwig – hij. Het jaar dat Dolf naar de brugklas ging, doopten ze hem met een vlabakje Ludwig, en werd hij naamdrager van zijn Duitse opa, een mijnwerker die één onvoltooide, verloren gegane symfonie naliet, zei Otmar tijdens de zogenaamd plechtige gezinsvergadering, een grapje dat hij misschien wel maakte om Ludwig-voorheen-Dolf te troosten. Zijn eigen kinderen waren anders, erg anders. Of Dolf-voortaan-Ludwig was anders, het was maar hoe je het bezag, en de vraag die hem zachtjes roosterde was of Beethovens voornaam, waarover niemand iets zei, geen vlag op een modderschuit was.
Iedere dag drilde Otmar zijn zoon en dochter. Zijn eigen vioolcarrière was na het onverwachte overlijden van zijn vrouw in rook opgegaan. Maar tegen Ludwig is hij zachtaardig. Nooit is Ludwig het doelwit van Otmars grenzeloze fanatisme, maar Ludwig is wel getuige van Otmars geestdrift:
Hij was heus geen beul, al leek het er soms een beetje op. Hij probeerde er alleen wat van te maken. Hij probeerde uit alle macht Heifetz’ heilige geest over zijn kinderen uit te storten, het was iedere dag Pinksteren in Venlo: metershoge vlammen op de twee kruintjes van het heilige vuur waarin hij zelf jarenlang had zitten staren.
De tweede hoofdpersoon, Isabelle Orthel, kennen we als bijfiguur uit Bonita Avenue. Als negentienjarige studente gaf ze in die roman Siem Sigerius het beslissende duwtje. Ook in Otmars zonen vervult ze met verve de rol van archetypische femme fatale. Ze zaagt graag aan de poten van grote mannen die het gemaakt lijken te hebben. Net als bij Ludwig is zij in haar familie de vreemde eend in de bijt. Haar pater familias, Andries Star Busman, is net als Otmar Smit een dominant figuur. Isabelle walgt van hem (om volstrekt begrijpelijke redenen) en deinst er niet voor terug om hem ten val te brengen. De tweede man op wie ze haar pijlen richt, is de derde hoofdpersoon in deze roman: Johan Tromp, topman bij Shell die wellicht vuile handen zou hebben gemaakt in Nigeria. Deze man vervult een schakelrol in de roman: Isabelle begon onder valse voorwendselen een sadistische relatie met hem en het heeft er alle schijn van dat hij de biologische vader van Ludwig-voorheen-Dolf is. Pas in de laatste honderd pagina’s duiken we in zijn psyche. Tot dat moment wensten we hem net als Isabelle het slechtste toe. Haar beeld van Tromp als perverseling en boosdoener in de foute olie-industrie raakt daardoor aan het wankelen. Als Isabelle na tijden weer voor hem staat in Sakhalin en hem probeert te manipuleren, zegt hij het volgende:
Over je kunstje in Lagos -ach, ik wil het er niet eens over hebben. Prostitutie, spionage, verraad – het is me allemaal te zwak. Je hebt mijn wezen ontvreemd en verkwanseld.
Die laatste woorden: die laten zien dat Tromp meer is dan de man die we door de vooringenomen ogen van Isabelle hebben leren kennen.
Buwalda’s universum is een wereld waar je je met huid en haar aan moet overleveren, net zoals de volgelingen van Markies de Sade in deze roman. De verhaalpassages tussen Isabelle en Tromp in Lagos schokken én fascineren: je voelt je bijna medeplichtig aan de fysiek gewelddadige seksscènes, omdat je met rode oortjes voortraast over de pagina’s. Je verlegt zo samen met hen je grenzen. Het grootste leesgenot schuilt sowieso niet zozeer in het al behoorlijk imponerende plot als wel in de ingenieuze stijl. Buwalda’s taal swingt op iedere pagina.
De roman bulkt van de verwijzingen, naar de werkelijke wereld en naar andere kunst die de ziel voedt. Beethovens opus 111 speelt een cruciale rol. Beethoven krijgt in de roman zelfs als eerste het woord, in het motto. In de opbouw van de roman zien we Beethovens tweeëndertigste sonate terug: Otmars zonen begint met hoofdstuk 111 en telt terug. Aan het eind van deel drie zal dus hoofdstuk 1 staan, met in ieder deel een afgewogen aantal van 37 hoofdstukken. Inhoudelijk zijn er directe verwijzingen naar Beethoven: virtuoos Dolf verafgoodt de componist, her en der in Otmars huis hangen portretten van Beethoven en hoofdpersoon Dolf krijgt om verwarring te voorkomen als nieuwe naam Ludwig. Maar ook op compositorisch vlak lijkt er een verband met Beethovens laatste, meest geheimzinnige sonate. Beethoven weet in zijn sonate twee tegenpolen met elkaar te verenigen: een grillig, stormachtig gepassioneerd eerste deel met een verstild, beschouwend tweede deel. Juist dankzij het contrast ontstaat een meeslepende eenheid. Net zo weet Buwalda de uiteenlopende leefwerelden van Ludwig, Isabel en Tromp bij elkaar te brengen, werelden die elkaar complementeren.
Waar bij Beethoven twijfel bestaat over de volledigheid van zijn sonate, tasten ook lezers van deze trilogie voorlopig in het duister. De twee resterende delen zijn weliswaar al aangekondigd en de namen zijn bekend (deel 2: De jaknikker, deel 3: Hysteria Siberiana), maar het blijft gissen waar de verhaallijnen ons precies heen zullen voeren. Welke metamorfoses heeft Buwalda nog in petto voor zijn personages? Van lang niet iedereen is het verleden voldoende belicht om de moreel aanvechtbare daden die begaan worden te kunnen doorvoelen. Ook intrigerend is de vraag welk bijfiguur uit Otmars zonen een hoofdrol krijgt in een volgend deel? Is dat Tromps vrouw Barbara die op de laatste pagina’s opduikt?
Het is te hopen dat Buwalda de komende tijd meer uren in een dag, meer dagen in een week en meer weken in een jaar krijgt. Dan kan hij sneller slijpen, schuren en polijsten aan de volgende twee delen, opdat wij die hunkeren, smachten, verlangen naar meer (meer! meer!) eerder onze door hem aangewakkerde leesverslaving kunnen voeden. De enige wens die ik voor de volgende twee delen heb, is een kleinere opmaak van de tekst. De letters en de interlinie zijn nu zo groot (type slechtzienden) dat het het voortrazen over de pagina’s onnodig bemoeilijkt. Het gaat per slot van rekening niet om de kwantiteit (uit hoeveel pagina’ s bestaat de gehele trilogie), maar om de kwaliteit.
Miriam Piters
Peter Buwalda – Otmars zonen. De Bezige Bij, Amsterdam. 608 blz. € 27,50.