Recensie: Marja Pruis – Oplossingen – Het leven, mijn handreiking
Daar ga je al
Omdat geen van ons een paar eeuwen geleden het dorp uitkwam, maakten we ook geen kennis met de miljoenen anderen, hun gedragingen en opvattingen. Nee, dan deze jaren. Hoe moet je je verhouden tot de talloze medemensen, de opdringerige en manipulerende commercie, de lawine aan films en boeken, social media-berichtjes en wat niet al? Als mens, vrouw, moeder, oudere. Haar nieuwste bundel, Oplossingen – Het leven, mijn handreiking, bevestigt opnieuw het grote talent van Marja Pruis om op lichtvoetige wijze zware thema’s te kraken.
In vervlogen jaren had je strenge schrijvende mannen, die ongehinderd door tegenspraak de wereld de les lazen. Marja Pruis kun je hun hedendaagse tegenvoeter noemen. De ironische titel van haar verzamelde associatieve stukken past daarbij, en knipoogt meteen even door naar banale slogans van vage bedrijfjes, al hebben die het nog liever over ‘totaaloplossingen’, wat de boel verder in perspectief plaatst.
Bij Marja Pruis is als vanouds niets vanzelfsprekend, ze stelt alles ter discussie, ook haar eigen gedachten en gedrag, al was het maar omdat ze zich niet snel laat overtuigen door wat in ons land de consensus wordt genoemd. Dat is een weg die, op zijn zachtst gezegd, niet vrij is van risico’s, om zo eigengereid tussen de passanten door te manoeuvreren, echter wel noodzakelijk als je je niet als willoos slachtoffer wilt laten manipuleren. Maar word je op die manier sterker, of juist zwak:
Je bent van rubber, zei iemand tegen me.
Wat toch wel gek is, want ik ben van staal.
Naar jezelf kijken door de ogen van anderen, vertellen wat je juist niet wilt vertellen, uitleggen wat er gebeurd is, om er aan toe te voegen dat dit allemaal niet heeft plaatsgevonden, een spel spelen van verontschuldiging en verantwoording. Marja Pruis doet het steeds opnieuw, niet zelden verwijzend naar de gedragingen van vrouwen, die het zichzelf op die manier zo onnodig moeilijk maken, al is zelftwijfel natuurlijk ook weer niet exclusief vrouwelijk terrein.
Een van die typische Pruis-stukken kreeg de titel ‘Slimste mens’ en laat je meevoelen met haar dagelijkse overpeinzingen op dit vlak. Waarom weten vrouwen zo weinig van de wereld, vraagt ze zich af naar aanleiding van het tv-programma ‘De slimste mens’: ‘Na één ronde liggen ze eruit, uitzonderingen daargelaten. Ik ben niet mijn zusters hoeder, maar toch schaam ik me plaatsvervangend’. Om daarna in te gaan op de onbekende term ‘Luftmensch’, afkomstig uit het Jiddisch, die haar aanvankelijk wel aanstaat: het klinkt toch ook aantrekkelijk, zo vrij te zijn van al die banale praktische zaken. Tot ze er achter komt dat een luchtmens een schlemiel is, een sukkel. ‘Dat weet ik dan weer meteen’.
Misschien kun je Pruis’ aanpak wel gesublimeerde onnozelheid noemen, al heeft ze het zelf ergens over ‘acute ambivalentie, die wat doet denken aan de naar het schijnt effectieve aanpak van psychiaters om heel erg mee te gaan in het zelfbeklag van een patiënt, tot die uitroept ‘Ja, zó erg is het nu ook weer niet’. Wat ze ermee bereikt, is dat je je als lezer ook steeds dingen af gaat zitten vragen, bijvoorbeeld over de onmogelijkheid je te distantiëren van allerlei nare ontwikkelingen in deze chaotische tijd:
Ik ben bang voor gemak. Bang voor een open horizon. Ik ben bang voor techniek die voortschrijdt. Ik neem liever een omweg dan een handige route. Liever een boemeltrein dan de auto. Ik rijd geen auto. Ik wil niet tanken, geen knooppunten, geen startkabel. Als ik hoor dat er een apparaat is uitgevonden wil ik dekking zoeken, zo niet dood. Ik wil dat er maximaal drie soorten chips bestaan. Ik moet een nieuwe telefoon.
Veel van de stukken in dit boek, vaak doorschoten met innerlijke monologen, zijn eerder gepubliceerd in De Groene Amsterdammer. Ik herkende ze meteen van mijn bewaarstapeltje thuis, met artikelen die ik niet weg wil gooien omdat ze zo veel waars bevatten. Nu aangevuld met nieuw materiaal. Neem ‘Nostalgia’, waarin een collega haar vraagt hoe ze dat vroeger deden, met geld. In een tijd toen je nog niet kon pinnen.
Gevaarlijk, dit soort vragen. Voor je het weet ben jij degene die nog met een hoepel speelde en blij was met drie krenten als tussendoortje. Tussendoortje, daar ga je al. Dat woord bestond nog niet.
Ik moest even diep nadenken. Wat de kloof er niet kleiner op maakte. En ik wil die kloof niet. Ik wil ook een jonge schrijver zijn (dit noemden ze vroeger zelfspot, tegenwoordig haal je jezelf onnodig naar beneden).
Mijn collega was ondertussen aan het gapen.
De essays van Marja Pruis vragen wat gelijkgestemdheid misschien, maar je kunt je ook weer niet voorstellen dat er mensen zijn die hier helemaal niets van begrijpen. Scherpzinnig ook, hoe ze er altijd relevante (opvallend vaak Angelsaksische) denkers en schrijvers, maar ook muzikanten, bij weet te halen. En die terloopse stijl is onnavolgbaar; je schiet voortdurend in de lach:
Iemand vertelde me een truc om beter op de foto te gaan. Ja natuurlijk mijn dochter, maar ik wilde niet al in de openingszin het woord ‘dochter’ laten vallen. Voor je het weet ben je zo’n vrouw die het over haar kinderen heeft.
En misschien wel het mooiste aan Marja Pruis’ literaire benadering is de ontdekking dat superieure ironie en diepe ernst, zelfs ontroering, zo prachtig samen kunnen gaan.
André Keikes
Marja Pruis – Oplossingen – Het leven, mijn handreiking. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 286 blz. €21,99.