Column: Coen Peppelenbos – Mag Thierry Baudet Menno Wigman citeren?
Mag Thierry Baudet Menno Wigman citeren?
Na de verkiezingsoverwinning van Forum voor Democratie vorige week heeft zo’n beetje iedere zichzelf respecterende columnist al een stukje gewaagd aan de onstuitbare opkomst van Thierry Baudet. Nu mag ik. Ik sta politiek gezien mijlenver af van het gedachtegoed van Forum van Democratie: bij de Kieswijzer komt die partij meestal in de onderste regionen te staan. In mijn leven ben ik als stemmer van de PvdA opgeschoven naar GroenLinks, dat is niet echt een enorme politieke switch te noemen. Toch zijn er een paar zaken die ik wel aardig vind aan Thierry Baudet (en een paar jaar geleden aan Pim Fortuyn) en dat is niet zozeer de inhoud van zijn woorden, maar de manier waarop hij zijn standpunten verwoordt.
Toen Baudet vorig jaar een gedicht van Menno Wigman (gruwelijk ingekort en aangevuld, de dichter niet noemend, ja ik weet het) citeerde in de Tweede Kamer kreeg hij de hoon van de kamer en vak K over zich heen. Het ergste vond ik die schampere reactie: ze herkenden niet dat er een gedicht werd voorgelezen. Die volksvertegenwoordigers herkennen alleen een gedicht als het erbij gezegd wordt aan het begin van de Poëzieweek als de Kamervoorzitter nadrukkelijk zegt dat ze een gedicht gaat voorlezen. In zijn overwinningsspeech citeerde Baudet Wigman opnieuw en nu noemde hij hem wel. Direct kwamen er reacties van schrijvers (‘Neeeee je mag Menno Wigman niet hebben’) en nabestaanden (‘de taal van Wigman wordt gebruikt voor een pleidooi dat het wereldbeeld van de dichter zeker niet vertegenwoordigt’). Mag Thierry Baudet Menno Wigman citeren?
Alvorens antwoord te geven op die vraag maak ik nog even een omweg naar de speech van Theo Hiddema op de verkiezingsavond. Hij waagde het om ‘een nieuwe lente een nieuw geluid’ te citeren. Ook enigszins verhaspeld, want het citaat uit Mei van Herman Gorter luidt ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid‘. Ook Hiddema kreeg de een lading spot over zich heen en dat kwam niet omdat zijn retorische talent vol ironie het beter doet in kleine gezelschappen dan voor volle zalen. Nee, hij mocht niet aan de poëzie van Gorter zitten die immers een totaal ander wereldbeeld had dan de jongens van het Forum voor Democratie. Ik vermoed dat Hiddema geen enkele ideologische gedachte had toen hij Gorter citeerde. ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid’ is voor wie een ooit is schoolgegaan in een tijd waarin nog wel aandacht aan historische letterkunde werd gegeven een citaat dat ingebakken is in je geheugen. De regel is los te citeren van de schrijver en zijn gedicht en heeft een algemene betekenis gekregen. Sommige regels zingen zich los van de maker en het gedicht en kun je altijd toepassen als het je uitkomt. Want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren. Natuur is voor tevredenen of legen. Rolkoffertjes, rolkoffertjes, rolkoffertjes.
Als Baudet het woord ‘boreaal‘ gebruikt dan moet je wijzen op de foute connotaties die daarbij horen. Zoals sommige regels vrij zijn, zijn andere woorden besmet door anderen: als je die woorden gebruikt, kun je niet net doen of je van die smet niks weet. Dat je ondergangsretoriek in een van de meest welvarende landen ter aarde is sowieso van een fout populisme. Maar dat Baudet af en toe een moeilijk woord gebruikt, verwijst naar de mythologie en een gedicht citeert vind ik op zich wel te prijzen. Dat de dichter het met het gedachtegoed van Baudet waarschijnlijk volstrekt niet eens zou zijn geweest, doet daar niets aan af. Zodra een gedicht in de wereld is, is het gedicht van de lezer.
Baudet is een lezer. In het babbelprogramma Peter van der Vorst ziet sterren glijdt de camera even over de boekenkast van Baudet. Ik zie veel werk van Ronald Giphart, daarnaast Anne Frank, Herman Franke, Jonathan Franzen, Faust, Herman Gorter en Ilja Leonard Pfeijffer. Ik geloof niet dat je daar direct fascistisch van wordt. Ik zou Jesse Klaver, de leider van de partij waar ik op gestemd heb, graag eens een gedicht van Menno Wigman horen citeren. Ik ben bang dat hij die gedichten niet kent.
Coen Peppelenbos