De vader de vrouw (en zijn dochter)

Twee tienermeisjes nemen afscheid van hun vader. De ene gaat dood, de ander laat zich transformeren tot vrouw. Het lijkt een mooi thema voor een vuistdikke, gelaagde, bijzondere, psychologische roman. Het zou een indringend verhaal worden waar lezers zich wekenlang in zouden verliezen. De verfilming was ontroerend en sleepte een Oscarnominatie in de wacht.

Maar het is geen roman. Het is de dichtbundel Nestvlinders van dichter en beeldend kunstenaar Sabine van den Berg. En hoewel de gedichten nu en dan best verhalend van karakter zijn, geeft juist het lyrische aspect er een extra dimensie aan. Gedichten nemen lezers minder bij de hand dan verhalen. Er zijn geen gebeurtenissen waar je samen met de personages ontspannen doorheen wandelt. Het zijn gedichten, er is een zekere spanning, de lezer moet uiteindelijk zijn eigen weg vinden.

Om ons allebei
hangt een geur van giftige gedachtes
wij ruiken die bij elkaar
in klei boetseren wij billen en borsten
omdat wij zelf binnenkort vrouwen zijn
‘Mijn vader ligt de hele dag op de bank,’ zeg ik
‘Die van mij in een tuinstoel. Binnen.’
zij kneedt en modelleert
ik stomp en sla
‘Hoeveel pogingen deed de jouwe?’ vraagt zij
‘Twee, zover ik weet.’
‘De mijne wel vijf.’
dan, met uiterst geduld en ingehouden adem
vormen wij oogleden, tepels en vingers

Dit is het openingsgedicht uit de bundel en het illustreert wonderwel wat ik hierboven al aankondigde: het verhalende, compleet met boetserende kinderen en hun dialoog. Maar (het is poëzie!) er staat méér dan er staat. Het is de aankondiging van een bundel vol ongemak. Twee meisjes met uitzonderlijke vaders en een onzekere toekomst – want zij moeten binnen afzienbare tijd vrouwen worden. En dat is zowel avontuurlijk als eng.

Bij een van de meisjes, de ik-figuur, gaan de groeistuipen in een kort ‘neventhema’ van acht gedichten gepaard met de eerste seksuele ervaring. ‘Mijn eerste vriendje / is geen vriend maar een man’ heet het. Gedicht na gedicht komt het leeftijdsverschil ter sprake, maar pas als zij de man met een andere, oudere vrouw ziet, komt het meisje bij zinnen. Waarna een van de somberste gedichten uit de bundel volgt:

Neergestoken en doorboord
de zwarte vogel met gespreide vlerken
het handvat omhoog
boven glanzend metaal
van de degen
recht in het hart
aan de stoep genageld
in de regen

Natuurlijk, dit gedicht kan niet zonder de voorafgaande en heeft daarmee een zekere epische ondersteuning nodig. Maar dan stáát zij er ook, met haar gevoelens die zowel rouw als haat, pijn als moordlust uitdrukken. Want de scherpe degen boort zich niet alleen in haar hart, maar in haar fantasie natuurlijk ook genadeloos in het zijne.

Intussen gaat vanzelfsprekend ook de worsteling met/om de egocentrische, langzaam transformerende vader door. Die betast aan tafel ongegeneerd zijn beginnende borsten, terwijl zijn dochter moeite heeft met de hare. De volwassenen in de bundel munten sowieso niet uit in empathie met de kinderen. Als ze uiteindelijk, omdat het eruit moet, haar geheim aan de decaan op school vertelt, zadelt die haar meteen met zijn eigen particuliere problemen op.

Intussen hangt thuis haar vader zijn vrouwenkleren in haar tienerkamerkast, wellicht om een onverwachte ontdekking tegen te gaan. Of misschien omdat moeder zijn jurken niet bij haar in de kast wil. Want ondanks het feit dat je de moeder nauwelijks over de metamorfose van haar man hoort, observeert de dochter haar gevoelens wel. Terwijl de vader er van overtuigd is dat hij zich tot topmodel zal ontwikkelen, leeft bij moeder en dochter de onzekerheid.

murw en amorf wachten wij
de dag af waarop wij weten

het web van adertjes
in mijn moeders ogen
kleurt definitief rood

De vader verandert in de ogen van de dochter tenslotte in een rotwijf: ‘mijn vader liet zich afpikken (door het rotwijf dat hij is)’. Het meisje leeft in een volstrekt absurde wereld, waarin alle aandacht wordt opgeëist door de vader. Datzelfde geldt overigens voor haar vriendin. Ook een overleden vader staat centraal in een leven waarin zijn dochter zelf het middelpunt had moeten zijn. Twee puberlevens zijn gemarginaliseerd door de allesoverheersende aandacht die hun vaders opeisen.

Vijftien, zestien, zijn
wij
nestvlinders
schaduwvlinders
vaders verduisteren
ons (eigen, eerste en enige) leven
een koprol maken zij
de hoofdrol spelen zij
steeds vaker dompelen wij
blub, blub, onder
in onze club van twee

Sabine van den Berg is, zoals gezegd, behalve dichter ook beeldend kunstenaar. De achttien prachtige illustraties die zij voor Nestvlinders maakte, zijn nadrukkelijk geen ‘plaatjes bij de praatjes’. Maar ze dragen wel heel sterk bij aan de thematiek van de bundel en ondersteunen het ongemakkelijke en zelfs wat absurde gevoel van de lezer. De jongen in de doos, de muizen in het hoofd, de rattenkoning, ze komen geen van alle rechtstreeks in de tekst terug. Ik zou zelfs kunnen zeggen dat ze een geheel eigen bundeltje in de bundel vormen. Maar dan wel een bundeltje dat rechtstreeks correspondeert met zijn grote broer. De krachtige thema’s ‘ongemak’, ‘onzekerheid’ en ‘angst’, die het leven van de twee anonieme meisjes bepalen, krijgen door de tekeningen evenzoveel fikse uitroeptekens mee.

Jan de Jong

Sabine van den Berg – Nestvlinders. Oevers, Zaandam. 96 blz. € 19,95