Recensie: Roald Dahl – Oom Oswald
Een kind van Albert Einstein
De nieuwste druk van de Grote Winkler Prins zegt dat Roald Dahl kinderboeken ging schrijven omdat hij geen ideeën meer had voor korte verhalen, genre dat hij tot dan toe met succes had beoefend. Het klinkt een beetje gek, alsof je voor kinderboeken geen ideeën nodig hebt. Hoe dan ook: voor Dahl veranderde er niets. Hij bleef succes spellen met een grote S. En de ideeën kwamen weer.
Vorig jaar leverde Roald Dahl zijn eerste roman voor volwassenen af: My uncle Oswald, nu door Johannes van Dam vertaald en als Oom Oswald verschenen bij Meulenhoff. Kenners van de vertellingen van de auteur zullen in de hoofdpersoon de ook al in het verhaal ‘De bezoeker’ optredende Oswald Henryk Cornelius herkennen, een man die alleen in actie komt voor mooie vrouwen en lekker eten (in die volgorde). Op zichzelf zou zo’n man nooit een hele roman kunnen dragen, maar Dahl heeft met onnavolgbare vindingrijkheid een humoristisch verhaal bedacht dat geen enkele lezer zal kunnen weerstaan.
Oom Oswald raakt in 1912 in het bezit van vijf pond tot poeder vermalen Soedanese cantharidekever. Eén speldeknopje van dit goedje is al voldoende om de meest impotente man een erectie te bezorgen waarmee hij, als zijn hoofd niet naar héél andere dingen stond, moeiteloos een volle paardetram zou kunnen opkrikken — en dat wel acht keer achter elkaar. Hetgaat natuurlijk om die héél andere dingen. Enfin, het gaat eigenlijk maar om één ding.
De verkoop van dit opwekkend middel in de vorm van rode pillen levert oom Oswald een klein kapitaal op, waarmee hij het met gemak zijn verdere bestaan op aarde had kunnen uitzingen. Maar ja, jonge jongen vol ambities: wil per se miljonair worden.
Op het goede moment ontmoet hij een professor die na jarenlang laboratoriumonderzoek heeft ontdekt hoe men menselijk sperma tot In de lengte van dagen kan bewaren: door het in te vriezen tot min 197 graden Celsius. Eén plus één maakt twee: oom Oswald ontwikkelt het plan om met behulp van deze vinding een spermabank op te richten met als donors de groten der aarde: koningen, componisten, schrijvers, schilders.
Het poeder van de Soedanese kever zal bij het verzamelen van de in luttele cc’s rondzwemmende miljarden beroemde spermatozoïden zeker zijn nut kunnen bewijzen. Rijke dames zullen bereid zijn veel geld te betalen voor een kind van Puccini, koning Alfonso van Spanje of Albert Einstein. Binnen tien jaar denkt oom Oswald miljonair te zijn.
Met een vaart die het hele boek lang wordt volgehouden, werkt Roald Dahl dit de fantasie prikkelende idee uit. Dat levert uiteraard nogal eens komische taferelen op, des te komischer omdat Dahl geen reputatie heeft gespaard. Aan het slot krijgt het verhaal nog een onverwachte draai geheel volgens Dahl traditie, het bewijs dat de schrijver zich ook op de lange baan uitstekend weet te weren zonder zichzelf geweld aan te doen.
Frank van Dijl
Roald Dahl – Oom Oswald. Vertaald door Johannes van Dam. Meulenhoff.
Deze recensie verscheen eerder in Het Vrije Volk, 22 augustus 1980. En ja, de vertaler was dé Johannes van Dam.