Recensie: De mooiste gedichten van de wereld
Een warm bad van duizelingwekkende ervaringen
Natuurlijk, het leven is een tragedie, de vastgoedmarkt een drama en er bestaat nog steeds geen vaccinatie tegen sterfelijkheid, maar het bestaan van poëzie maakt veel goed. Gedichten bezingen, betreuren en bewieroken dit ondermaans tranendal, doorbreken ingesleten patronen en vieren de klankrijkheid van onze taal, waardoor we er weer even tegenaan kunnen.
Met deze opzwepende zinnen opent Ellen Deckwitz de magistrale bundel De mooiste gedichten van de wereld. Eigenlijk zou deze recensie kunnen volstaan met het citeren van de enthousiasmerende pagina’s die vakvrouw Deckwitz ter inleiding schreef. Haar prikkelende taal is de opmaat voor wat komen gaat: een magnifieke, zeer fraai vormgegeven bloemlezing die enkel doet verlangen naar meer.
Het Rotterdamse Poetry International is wereldwijd een van de belangrijkste ontmoetingsplaatsen voor dichters en poëzieliefhebbers. Om het vijftigjarige jubileum te markeren kozen vijftig Nederlandse en Vlaamse dichters hun favoriete gedicht uit de schatkamers van het festival. De fine fleur van de Nederlandstalige poëzie voorzag het door hen uitverkoren gedicht van commentaar. We mogen meedeinen op de gedachtestromen van bedreven dichters, meeliften op hun diepgravende kennis en ook wij voelen het nu en dan prikken achter onze ogen. Langzamerhand voel je dat je ondergedompeld wordt in een warm bad van duizelingwekkende ervaringen die zowel het specifieke als het universele in zich herbergen.
De dichters kregen de vrijheid om zelf te bedenken wat de invulling van hun mini-essay zou zijn. Sommige dichters schreven een eigen gedicht als reactie (Maria Barnas bij Zbigniew Herbert, Thomas Möhlmann bij Boris Ryzji, Ingmar Heytze bij Henrik Nordbrandt), anderen bieden een kleine anekdote over hun eerste keer Poetry of het ontmoeten van de dichter in kwestie. Veruit de meesten verwoorden hun leeservaring. Terloops belichten ze daarbij hun poëticale opvattingen. Het effect op de lezer is niet gering. Dankbaar citeer ik wederom Deckwitz, wier woorden voltreffers zijn, over het effect op de lezer. De bundel:
zorgt voor die kleine vonken tussen de hersenhelften, het legt nieuwe circuits aan tussen alles waarvan je dacht dat het gesloten gebieden waren. En zo kan de lezer op zijn beurt het oppervlak waar be- en ontroering plaatsvindt weer vergroten.
Vorm en inhoud gaan in deze bundel hand in hand. De uiterst stijlvolle en overzichtelijke vormgeving ziet er als volgt uit: de toelichting links, het gedicht rechts, zodat de lezer in één oogopslag het geheel kan overzien. Daarnaast staat bij ieder gedicht vermeld in welke jaren de desbetreffende dichter optrad op het festival; het jaar waarin dit specifieke gedicht is voorgedragen is vetgedrukt.
Uiteraard begint de bundel bij 1970, met een gedicht van de Servische Vasko Popa dat is toegelicht door niemand minder dan Jana Beranová die zelf ook de vertaling bezorgde. Geen beter begin dan Popa’s ‘Verleidersspel’, dat hij in 1970 voordroeg in barakken aan de Waalhaven. Drie dichters worden wel twee keer gelauwerd: de Israëlische Yehuda Amichai is gekozen door Vicky Francken en Nachoem M. Wijnberg; de Zweedse Tomas Tranströmer door K. Michel en Ellen Deckwitz; de Iraanse Zia Movahed door Radna Fabias en Maud Vanhauwaert.
Sommige dichters mogen bespreken en worden besproken, zoals de onovertroffen Remco Campert die het gedicht ‘Rotterdams Dagboek’ van Joseph Brodsky helaas niet toelicht en die zelf is opgenomen door de Rotterdammert Derek Otte met ‘Lamento’. Marije Langelaar en Judith Herzberg is diezelfde eer te beurt gevallen om zowel een gedicht te kiezen als gekozen te zijn. De laatste feitjes: iets meer dan een derde van de gekozen gedichten komt uit de eerste 25 jaar van het festival en het laatst opgenomen gedicht is van Stefan Hertmans. Charlotte van den Broeck koos ‘Het moet iets’ en legt uit hoe zij zijn gedicht ervaart als ‘door taal manifest geworden leven, sensorisch en ademend, een lichaam, een trilling, even ongrijpbaar als lijfelijk’.
Dit is zo’n bundel waar je steeds weer naar grijpt, om pareltjes van gedichten te herlezen. Een van mijn favorieten is een titelloos gedicht van de Argentijnse Martín Gambarotta dat me doet denken aan Favereys chrysanten:
Om te beginnen
is een elektricien geen elektricien
maar een man die werkt als elektricien
ook al denkt hij ’s avonds
dat zijn aderen kabels zijn
die overtollige watts geleiden
van zijn dagelijks werk.
Het is ook typisch zo’n bundel die je eerst jezelf cadeau doet en die je daarna bij wijze van evangeliseren aan je hele vriendenkring geeft. Voor docenten op middelbare scholen is het eigenlijk verplichte kost. Het is een ideale bloemlezing om leerlingen vertrouwd te maken met allerlei poëticale facetten. En mocht je net als ik elke week een ander gedicht op de buitenkant van de deur van je lokaal plakken (het zogenaamde DEURDICHT) dan ben je met deze bundel voor 50 weken voorzien. En ook uit de toelichtingen valt goed lesmateriaal te halen. Zo zal de volgende uitspraak van Tom van de Voorde een dezer dagen ter inspiratie aan het begin van de les op mijn digibord staan: ‘Het mooiste gedicht van vijftig jaar Poetry International is in die zin het onmogelijke gedicht, dat wat nooit geschreven werd en ergens in een doosje van onze verbeelding gestopt zit.’
Eigenlijk kent deze magnifieke bloemlezing maar twee schitterende gebreken: je hunkert naar meer en je mist de vertolking van de dichter. Bij Poetry dragen de dichters vonkend, knisperend, lispelend, roeptoeterend, hamerend voor. Het bijwonen van het festival onderstreept het in het moment-zijn dat poëzie van je vraagt. Het doet je opgaan in het ritme, de klank en de muziek van de dichter. Aankomend festival kan er weer genoten worden van de voordracht van de Zuid-Afrikaanse Antjie Krog die je met haar vitale, betrokken gedichten bij de lurven pakt. Er is niemand die zo mooi kan fluisteren, flemen of fulmineren als Krog tijdens een optreden.
Helaas ontbreekt van Krog ieder spoor in dit vijftigjarig overzicht. Dat is een persoonlijk gemis en het is niet zo’n grote als het ontbreken van de drie mannen die jarenlang het festival kleur gaven: ‘men moet’ Gerrit Kouwenaar die tien keer voordroeg niet veronachtzamen. Ook van Rutger Kopland ontbreekt ieder spoor, terwijl hij elf keer optrad tussen 1970 en 2009. Maar bovenal schittert Jules Deelder door afwezigheid. Hij stond officieel negen keer op het podium, maar was vele malen vaker aanwezig en geldt als het lokale wapen van Poetry.
Gelukkig is voor beide vormen van gemis een medicijn voorhanden. Half juni kan iedereen zelf de zinderende werking van poëzie ondergaan op het vijftigste Poetry International. Wellicht kan uitgeverij Podium het reikhalzen naar méér inlossen door nóg een bundel samen te stellen. Ditmaal zouden buitenlandse dichters wellicht gedichten kunnen kiezen. Maar het zou net zo goed interessant zijn om vertalers te vragen. Het is immers dankzij hun vakkundige werk dat wij kunnen genieten van al wat verschijnt buiten ons eigen taalgebied. Zij zouden in de toelichtingen hun licht kunnen laten schijnen op hun mooie, uitdagende en verrijkende beroep door ons deelgenoot te maken van de worstelingen die zij ervaren bij het vertalen van poëzie. Want dat is niet alleen een ambacht, het is net zozeer een kunst.
Miriam Piters
De mooiste gedichten van de wereld. 50 dichters kiezen hun favoriete gedicht uit de schatkamers van Poetry International. Podium, Amsterdam. 160 blz. € 22,50.