Column: L.H. Wiener – Brief aan de heer F. Beukema te Warns
Brief aan de heer F. Beukema te Warns
(Schipper van het zeiljacht Vanellus, een Hallberg-Rassy 315)
Geachte heer Beukema,
Ooit, meer dan tien jaar geleden inmiddels, raakte de Argos een ander jacht, dat aan de remming lag bij de sluis te Enkhuizen. Ik wilde in tamelijk ruw weer langszij afmeren, waarbij vanaf het andere schip geen hand werd uitgestoken om mij behulpzaam te zijn. En door een plotselinge windvlaag schampte mijn schip de ongastvrije wachtende voor mij. Het ging om een lichte beschadiging, niet meer dan een kleine kras, die met wat epoxy en een penseeltje verf onzichtbaar viel weg te werken. En hoewel ik bereid zou zijn geweest om de kwestie voor moeite en ongemak met honderd euro af te kopen, ging ongastvrijheid over in onvriendelijkheid en zat er niets anders op dan verzekeringspapieren te trekken en de nodige gegevens uit te wisselen. De schade was inderdaad door mij veroorzaakt en de stugge onwil van het slachtoffer stond onwrikbaar vast. Enige tijd later kreeg ik van mijn verzekeraar bericht dat er zestienhonderd euro aan de gedupeerde schipper was overgemaakt, een bedrag waarvoor het gehele schip opnieuw geschilderd zou kunnen worden, hetgeen misschien ook wel gebeurd is.
*
Het was vanwege deze ervaring dat ik u honderd euro aanbood toen de Argos onvoorzien uw schip bij het afmeren in de marina van Scheveningen licht raakte. Gelooft u mij, het is niet mijn gewoonte om op deze manier met andere schippers contact te maken en ik waardeer het ten zeerste dat u op mijn aanbod bent in gegaan om de zaak met honderd euro af te doen en de verzekering, met alle rompslomp en opgeblazen veinzerij van dien, er niet bij te betrekken. De reden van deze brief is evenwel dat ik u moet verzoeken de verstrekte genoegdoening aan mij terug te betalen, aangezien mijn schip weliswaar het uwe heeft geraakt, maar niet úw schip schade heeft opgelopen, maar het mijne.
Het kostte al direct veel moeite, zoals u zich ongetwijfeld zult herinneren, om de plaats te vinden waar mijn schip, de Argos, het uwe, de Vanellus, zou hebben geraakt. U vond een plekje waarvan de verf niet eens beschadigd was, een oneffenheid die zich echter niet bevond ter hoogte van mijn stootrand. Toen ik u daarop attendeerde gaf u ten antwoord dat mijn voorschip het kwaad had gesticht. En inderdaad, de Argos heeft een mooie zeeg die naar de boeg toe vloeiend oploopt. Daarop stelde ik de honderd euro voor, zonder nog te hebben gezien dat een Hallberg-Rassy over twee stootranden beschikt, beide van teak en de onderste lager dan de mijne en bekleed met een roestvrij stalen strip. U keek aanvankelijk fronsend naar de plek des onheils, merkte daarbij geheel ten onrechte op dat ‘het wel diep zat’, maar nam daarna de twee biljetten van vijftig euro edelmoedig in ontvangst.
De volgende ochtend, kort nadat u was vertrokken en ik een en ander beter kon bekijken, zag ik een flinke kras op mijn romp, iets voor het breedste punt van mijn schip. En ik kon me toen nog maar moeilijk aan de indruk onttrekken dat ik u honderd euro had gegeven voor een schade die ik aan mijn eigen schip had toegebracht.
Via het havenkantoor en de naam van uw schip kwam ik achter uw identiteit en uw thuishaven. (Vanellus betekent Kievit in het Latijn, zo bleek Ant, mijn vriendin, op het internet te hebben gevonden. Grappig om een zeiljacht naar een weidevogel te vernoemen, maar er bestaan curieuzere voorbeelden, vooral woordspelingen zijn erg; ik ben er een lijstje van aan het samenstellen. Wat vindt u van Beautje, of Aquaholic, of Devocean, om nog maar te zwijgen van Seaduction? En dan al die Second Ladies en Second Loves! Natte Wind is ook een goeie vondst en als ik de schipper van Sophie’s Choice ooit nog eens tegenkom is het risico van handgemeen niet uitgesloten.)
*
Afgaande op het getij en uw moment van vertrek bent u zuidwaarts gegaan en vermoed ik dat uw bestemming Stellendam dan wel De Roompot was. Beide havenmeesters heb ik een e-mail gestuurd met het verzoek aan de schipper van de Vanellus te vragen of hij mij zou willen bellen. Dat ik hierop niets van u vernomen heb lag voor de hand, al weet ik niet waarom. Zelf zijn wij na de sluis bij Stellendam doorgevaren naar Hellevoetsluis, maar ook daar heb ik u tevergeefs trachten te traceren. Het zij zo.
Van kwade trouw beschuldig ik u niet.
Alles is te wijten aan mijzelf.
Altijd.
Toen ik jong was dacht ik dat volwassenen het wisten.
Zo begon het al.
Nu ik oud ben weet ik dat het niet zo is.
De kunst is daarin te berusten.
En zich voor te bereiden op de dood.
Fear death by water…
Oh, ik word filosofisch…
En het is mijn vaste overtuiging dat de filosofie ons niets kan leren.
Weggegooide tijd!
Verspilde moeite!
Ga toch naar zee en verdwijn zo, bij nacht en ontij, soms half verdoofd van zeeangst, in de duizelingwekkende schepping van een God, die niet bestaat!
Die honderd euro mag u houden.
L.H. Wiener