Recensie: Colson Whitehead – De jongens van Nickel
Raciale vertelling
Vertalingen van eerdere romans van Colson Whitehead – debuterend alweer twintig jaar geleden – waren niet zo’n succes in Nederland, tot hij met De ondergrondse spoorweg én de National Book Award (2016) én de Pulitzer Prize (2017) won. Een grote meneer opeens.
Had De ondergrondse spoorweg slavernij als groots, overkoepelend thema, Whiteheads zevende roman, De jongens van Nickel, borduurt voort op de black struggle. De auteur situeert zijn roman in Tallahassee, Florida in de begin jaren zestig. Een periode in de Amerikaanse geschiedenis waarin de burgerrechten van de zwarte bevolking zwaar bevochten werden (nog steeds trouwens). Whitehead neemt een waar gebeurde geschiedenis als uitgangspunt voor De jongens van Nickel. In een proloog legt hij het uit: een aantal jaren geleden werd er op het terrein van de Nickel-tuchtschool (in werkelijkheid: Arthur G. Dozier School for Boys) een geheime begraafplaats ontdekt met daarin de botten van zo’n honderd zwarte jongens. De pers kwam erop af:
Zelfs de meest onschuldige plekken, zoals een eetzaal of het sportveld, maakten een sinistere indruk, zonder dat er fotografische trucjes hoefden te worden toegepast. De beelden waren verontrustend. In de hoeken bewogen zich sidderende schaduwen en elke vlek of smet zag eruit als opgedroogd bloed.
Nadat het geheime kerkhof gevonden is, weet Elwood Curtis, een in New York wonende oud-leerling, dat hij er weer naartoe moet. Dan vertelt Whitehead het verhaal hoe Elwood op Nickel terechtgekomen is – en vooral wat hij daar meemaakt. Dat verhaal begint zo:
Op eerste kerstdag 1962 kreeg Elwood zijn beste cadeau ooit, ook al bracht het hem op ideeën die uiteindelijk tot zijn ondergang zouden leiden.
Dat cadeau is een lp met daarop toespraken van Martin Luther King, waardoor Elwood geïnteresseerd raakt in de burgerrechtenbeweging. Wat Elwood echter fataal wordt zijn niet zijn deelnames aan protestmarsen en betogingen, maar een lift naar zijn nieuwe school in een Plymouth Fury. De chauffeur blijkt de auto te hebben gestolen. Ook Elwood wordt opgepakt en vervolgens veroordeeld tot de Nickel-tuchtschool. Whitehead lepelt het allemaal droog op; als simpele feiten des levens. Dat geldt evenzeer voor de gruwel die Elwood op Nickel moet ondergaan. Mishandeling, verkrachting en ook moord behoren tot het standaardrepertoire van de bewakers en directie van Nickel. Whitehead brengt ook dit ongeëmotioneerd; gewoon zoals het is. Onopgesmukt, hard en gruwelijk. De vriendschap tussen de jongens is het enige dat hen kan doen overleven. Elwood vindt die vriendschap bij Turner, een geharde en slimme recidivist. Een wild plan – een poging om de buitenwereld te laten kennisnemen van wat zich op Nickel afspeelt – mislukt grandioos, al laat Whitehead achterwege wat zich precies afspeelt – maar met een reden, zorgvuldig zijn plot afwikkelend.
Hoe dan ook, Elwood Curtis overleeft. Hij is verhuisd naar New York, bouwt een succesvol bedrijf op, struikelt in de liefde, maar vindt haar toch. Mooi is de scène dat een medeleerling na al die jaren Elwood herkent en dat zij het onbespreekbare uiteindelijk onbespreekbaar laten. Dit is de eerste ontmoeting:
Daar had je hem dan, hij gaf hem een high five, pakte hem bij de schouder en praatte te hard in een poging joviaal te doen. Een wandelende schrikreactie.
Zoals de proloog het historische perspectief uiteenzet en terloops Elwood Curtis introduceert, zo hecht de epiloog de roman af door nog wat dieper op de persoon van Elwood Curtis in te gaan. Een verrassende perspectiefwissel geeft de hele roman een draai richting geniale compositie. Wellicht geef ik te veel prijs – De jongens van Nickel is overigens geen thriller – het zij zo. Het is simpelweg benodigd om te kunnen vaststellen dat Colson Whitehead een niet alleen indringende, confronterende maar ook een plot-technisch gave roman heeft gecomponeerd.
Mijn slotakkoord is echter kritiek op de gelauwerde vertalers Harm Damsma en Niek Miedema, die een rechtaan-rechttoe-vertaling hebben gerealiseerd, maar wel in de fout gaan met ‘bleef hij zich aftobben met de vraag (…)’, een gruwelijk lelijk foute samentrekking van ‘tobben met’ en ‘zich afvragen’. Onvergeeflijk. Het heeft echter niets te maken met de geweldige roman die De jongens van Nickel is.
Wiebren Rijkeboer
Colson Whitehead – De jongens van Nickel. Vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema. Atlas Contact, Amsterdam. 272 blz. € 22,99.
(Op 11 september is Colson Whitehead te gast bij BorderKitchen)