Recensie: Éric Vuillard – 14 juli
Het onbekende beschrijven
Net als in zijn met de Prix Goncourt bekroonde boek De orde van de dag maakt de Franse filmmaker en auteur Éric Vuillard in 14 juli door de poëtische en beeldrijke taal literatuur van een belangrijke historische gebeurtenis: het begin van de Franse Revolutie.
In de De orde van de dag beschreef Éric Vuillard twee gebeurtenissen in het jaar 1933. De ene gebeurtenis is bekend: de annexatie van Oostenrijk door Nazi-Duitsland. De andere is minder bekend: een bijeenkomst van industriëlen die tijdens een overleg steun betuigen aan Hitlers NSDAP door zijn partij financieel te steunen. Alles voor de winst. Een paar mensen bepalen het lot van de bevolking; het volk is slachtoffer van de machtigen en rijken. In 14 juli schrijft Vuillard: ‘Winst stemt mateloos melancholiek, alle teleurstelling van de wereld wordt vertaald in de mogelijkheid tot verkopen en kopen.’
Sinds 1880 is 14 juli de nationale feestdag van Frankrijk. Op die dag worden Nederlandse vakantiegangers getrakteerd op vuurwerk, het merendeel van de Nederlanders zal weten wat de Fransen vieren: de bestorming van de Bastille op 14 juli 1789. De bestorming is het symbool geworden van de Franse revolutie. Op die dag schreef de Franse koning Lodewijk XVI in zijn dagboek: ‘Niets.’ Hij was die dag niet gaan jagen.
In de lente van 1789 eiste de fabrikant Jean-Baptiste Réveillon loonsverlaging voor de meer dan driehonderd mensen die hij in dienst had. Henriot, een andere fabrikant, had ook loonsverlaging aangekondigd. Het volk pikte het niet meer, het volk had honger; de oogsten waren slecht geweest en van de zeshonderdduizend inwoners van Parijs waren er tachtigduizend werkloos. Het volk demonstreerde tegen de fabrikanten die verwachtten dat het allemaal wel mee zou vallen. Maar het volk was het zat te creperen terwijl een paar rijken de dienst uitmaakten; ze sloopten de boel. April was in 1789 werkelijk een wrede maand voor de machthebbers en rijken van Frankrijk; in die maand, schrijft Vuillard, begon de revolutie.
Frankrijk verkeerde in geldnood, het land had grote schulden in 1789. De oorzaak hiervan was de deelname aan de Onafhankelijkheidsoorlog in de Verenigde Staten: ‘Toen zou alles bergafwaarts zijn gegaan. Ik geloof er geen woord van. De schuld is van eerder datum. Men herhaalt om ’t hardst dat de levensstandaard van het hof maar een miniem deel van de uitgaven uitmaakte.’ Dan komt Vuillard met een opsomming van de krankzinnige levensstijl van de koning en zijn echtgenote; de koning had vier mensen in dienst om zijn horloge op te winden, de koningin kocht in 1775 oorbellen voor tweehonderdduizend franc. Het hof smeet met geld, terwijl de mensen geen eten hadden.
Het gaat Vuillard om de gewone mensen, om het volk, niet om de bekende lieden van de Franse revolutie: ‘Ik moet beschrijven wat niet bekend is. Het is eigenlijk niet bekend wat er zich op 14 juli afspeelde. De verhalen die we ervan hebben, zijn gezocht of onvolledig. We moeten de dingen bekijken vanuit de naamloze menigte. En vertellen wat er niet geschreven staat.’ De literaire tekst kan verder gaan dan een historische tekst; het is het verschil tussen wat er gebeurd zou kunnen zijn en wat er is gebeurd. Vuillard hanteert de pen van een romancier, want zo kan hij beschrijven wat niet bekend is. Is 14 juli een roman? De tekst is te literair voor een geschiedkundig werk: door de poëtische taal en de wijze van vertellen is 14 juli, net als De orde van de dag, eerder een roman dan een geschiedenisboek, omdat Vuillard gebruik maakt van de techniek van de roman: ‘Maillard werpt een blik door de kamer. Er is niets te zien. Alles is grijs. Hij stopt een pijp, langzaam, onder de lamp.’ Door de stijl, door te vertellen in de tegenwoordige tijd, schrijft Vuillard alsof hij bij de woelige gebeurtenissen in de zomer van 1789 aanwezig was.
Vuillard schrijft over de bekende figuren van die dag zoals de gouveneur van de Bastille de Markies de Launay en de advocaat Camille Desmoulins die stotterend een rede gaf voor café Foy, twee dagen voor de bestorming van de Bastille. Zijn sympathie ligt echter bij de timmerman, de lantaarnopsteker, de kleermaker; de arbeiders die leden onder het regiem van de arrogantie koning: hun opstand mondde uit in een revolutie.
Vuillard formuleert poëtisch, zijn beeldrijke zinnen worden gedragen door een verfijnd ritme waardoor deze verhalende tekst leest als een prozagedicht. Idee en gevoel versmelten in 14 juli: Vuillard duikt soms midden in de menigte en neemt dan weer afstand door het beschrevene te laten volgen door een korte algemene reflectie. Roman of niet, net als De orde van de dag is 14 juli een literaire voltreffer.
Koen Schouwenburg
Éric Vuillard – 14 juli. Vertaald door Liesbeth van Nes. Meulenhoff, 188 blz. €19,99.
Deze recensie stond eerder in het Friesch Dagblad van 20-09-2019