Gedichten van een ‘tronkvoël’ (gekooide vogel)

Van Breyten Breytenbach verscheen een bundel met 25 liefdesgedichten, hartstochtelijk, sensueel, onder de titel Allerliefste. De oorspronkelijke titel is Rooiborsduif. De gedichten, die gekozen zijn door Annemiek Recourt, zijn te lezen in het Afrikaans, maar ook in de vertaling van Laurens van Krevelen. ‘hoe lieflik suur is die hare van my beminde in die skemer’ is vertaald als ‘hoe lieflijk rins geurt het haar van mijn beminde in de schemer’. Het woord ‘zuur’ zou in het Nederlands een verkeerde associatie oproepen. Begrijpt de Nederlandse lezer ‘dromende pikkewyne’? Van Krevelen biedt uitkomst met ‘dromende pinguïns’. En ‘ek het die geur van jou fluisterende borste in die keel’ wordt ‘ik proef de geur van je fluisterende borsten in mijn keel’: ‘fluisterende borsten’? Deze metafoor verrast. Het adjectief zal ingegeven zijn door zachtheid en misschien geheimzinnigheid.

In ‘testament van een rebel’ (dat vertaald is door Krijn Peter Hesselink) staat de volgende strofe:

laat de moeders huilen
laat de borsten opdrogen
en de schoten verdorren
als het schavot uiteindelijk speent

‘spenen’ als werkwoord kan betekenen ‘afwennen’, ‘onthouden’. Ik begrijp dat het schavot uiteindelijk verdwijnt, maar de strofe blijft wonderlijk.
De eerste strofen van dat gedicht (van 1966) zijn:

geef mij een pen
opdat ik kan zingen
dat leven niet voor niets is

geef mij een jaargetijde
om de lucht open in de ogen te kijken
als de perzikboom zijn volheid wit uitbraakt
gaat een tirannie te gronde

[…]

‘geef mij een hart
dat blijft kloppen
sterker dan het witte klapwieken
van een bange duif in de nacht
luider dan bittere kogels

De metaforiek doet mij sterk denken aan die van het Midden-Oosten. Zo zongen de dichters van Perzië en zingen nog de dichters van Iran of de Libanon.

Ook Adriaan van Dis vertaalde een gedicht: ‘hemelvaart'(1):

donkere beminde, ik zal lang vóór jou moeten gaan
zonder mond worden, een holte stof
in de aarde, en een ligplaats voorbereiden
voor jouw geraamte

geen huldiging dan, donkere beminde,
geen rouwband of in memoriam of jakhalsgejank
neusgesnotter in krantenpapier

(In het Afrikaans: ‘geen floers of doodsberig of jakkalstjankery / se gesnuit van neuse’. Van Dis zal lang gedacht hebben over de vertaling van ‘se’.)

Breytenbach woonde in de jaren zestig in Parijs. Hij trouwde met een Franse vrouw van Vietnamese afkomst. Op grond van de Wet op de Gemengde Huwelijken (1949) en de Ontuchtwet van 1950 was het in Zuid-Afrika een misdrijf om een seksuele verhouding te hebben met iemand van een ander ras. In 1975 bezocht hij illegaal Zuid-Afrika, werd verraden, in hechtenis genomen en voor hoogverraad tot negen jaar gevangenisstraf veroordeeld. Na veel druk van buitenaf werd hij in 1982 vrijgelaten, gebrandmerkt. Hij keerde naar Parijs terug en nam de Franse nationaliteit aan. Later vertrok hij naar de Verenigde Staten. Na de regimewisseling was hij gastdocent psychologie in Kaapstad, maar gaf ook les in New York.

‘inbrand’ (brandmerk)

so sal ek jou altyd onthou
so skryf ek dit neer
soos jy nou daar sit in die tuin
met die soenplekke van jou nek na die son
onder palmbome wat die wind inadem
om die see se mondmusiek na te aap

Van Krevelen vertaalt in dit gedicht ‘kamerharlekyn’ als ‘kamerclown’. Ik begrijp niet waarom. Wel begrijp ik de volgende vertaling van: ‘die hele nag het die donker geur / van ’n piering jasmynblommetjies / die kamerbed soet gemaak / en die liefdesdroom nie verlep nie’. Dat wordt: ’de hele nacht heeft de donkere geur van een schaaltje jasmijnbloemen / het kamerbed zoet gemaakt / en de liefdedroom niet laten verleppen’. (‘piering’ komt uit het Maleis).

Op de kaft staat: ’25 liefdesgedichten die iedereen gelezen moet hebben’. Dat lijkt me reclametaal.

Remco Ekkers

Breyten Breytenbach – Allerliefste. Podium, Amsterdam. 87 blz.€