Recensie: Georges Bernanos – Meneer Janeu
Opgeschrikt dorp
Of een boek succesvol en spraakmakend wordt, hangt van talloze factoren af. Vandaag de dag denken uitgevers niet in de laatste plaats aan marketing, maar ook het ontstaansproces kan van grote invloed zijn. Ard Posthuma, die Meneer Janeu van Georges Bernanos gewetensvol en aantrekkelijk vertaalde, is daar duidelijk over in zijn uitgebreide nawoord. Hij spreekt van een ongelukkige samenloop van omstandigheden dat dit werk uit het reservaat van de literatuurgeschiedenis bevrijd moest worden, terwijl de wonderlijke protagonist naar zijn mening al lang eenzelfde status had moeten hebben als Raskolnikov, Joseph K. of Ferdinand Bardamu.
Het liep dus anders: slechts een enkeling kent Meneer Janeu. Dat geldt tot op zekere hoogte voor Bernanos zelf, die bij een breder publiek allerminst op één lijn staat met Dostojevski, Kafka of Céline. Posthuma, die zijn leven lang gefascineerd is door Bernanos, vindt dat onterecht. De schrijver is door de jaren heen weliswaar veel gelezen, diens Journal d’un curé de campagne wordt zelfs wel eens een bestseller genoemd, maar slechts weinigen zullen dit werk spontaan noemen, zoals met Misdaad en straf of Het proces wel gebeurt. In Frankrijk is Bernanos een naam, daarbuiten ligt het veelal anders.
De relatieve onbekendheid van Janeu, in het Frans Monsieur Ouine, een samenstelling van Oui en Non, heeft ongetwijfeld met de tegenvallende toegankelijkheid van dit werk te maken, maar niet alleen. Bernanos lijkt met Meneer Janeu, dat in 1943 na een ontstaansgeschiedenis van negen jaar verscheen, een soort haat-liefde-verhouding te hebben gehad. Hij noemde het wel zijn ‘grand roman’, maar het boek werd pas voltooid na een nauwelijks te volgen gedoe met ontbrekende hoofdstukken, incomplete of foutieve drukproeven, verminkte versies en zo meer.
Daar komt bij dat het werk zelf ook volop aanleiding kan geven tot meningsverschillen over betekenissen. Je kunt deze ambiguïteit de kracht noemen, maar tegelijkertijd is het wellicht ook zijn zwakte. Het klinkt niet bepaald respectvol om Meneer Janeu klucht-achtige kenmerken toe te schrijven, maar sommige aspecten doen er wel aan denken. De dorpse personages met hun onmiskenbare karakterzwaktes, de onderlinge haat en nijd, de kleingeestigheid en achterdocht, die zich vrijwel voortdurend manifesteert en dan nog de erotische component. Onderhuids broeit echter een bepaald niet kluchtig gevoel van angst en twijfel.
Bernanos plaatst het titelpersonage, een gepensioneerde taaldocent, in een voor zijn komst sluimerend (fictief) Noord-Frans dorpje, dat opgeschrikt wordt door de moord op een kind. Waar hij komt en gaat reageren de mensen als de twee kanten van een magneet, dit alles tegen de achtergrond van de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog. Wie is er te vertrouwen, kunnen God en de kerk nog wat betekenen of de ooit trotse plattelandsnotabelen?
Bernanos eist veel van zijn lezers, voert ze mee naar een opgeschrikte gemeenschap van eenvoudige, maar losgeslagen zielen, die niet langer weten waar ze zich aan vast moeten klampen. Met Janeu is het welbeschouwd niet anders: is hij het die het kwaad naar de mensen brengt of wacht hij juist op een verlosser als hij zo langdurig uit het raam staart? Bernanos, die worstelde met het in zijn ogen overal oprukkende nihilisme, lijkt zijn lezers vooral van één ding te hebben willen overtuigen: van de mensheid is geen goeds te verwachten.
André Keikes
Georges Bernanos – Meneer Janeu. Vertaald en van een nawoord voorzien door Ard Posthuma. Vleugels, Bleiswijk. 262 blz. € 24,95.