Recensie: Hannah Laurens – De rede: bron van geluk voor iedereen. Inleiding tot de filosofie van Adriaan Koerbagh 1633-1669
Een licht dat schijnt tot in onze tijd
Voor liefhebbers van de Nederlandse literatuur was 1669 het jaar waarin zich een kleine revolutie afspeelde: de oprichting van het dichtgenootschap Nil Volentibus Arduum. Met hun kritische aanpak van met name de toneelpraktijk in de Amsterdamse stadsschouwburg hebben zij het toneel en de letteren een fikse duw in de moderne richting gegeven. 1669 was ook het jaar waarin de filosoof, rechtsgeleerde en arts Adriaan Koerbagh, gevangen gezet in het Amsterdamse Rasphuys, bezweek aan de strenge tucht. Beide feiten staan niet helemaal los van elkaar.
In haar inleiding tot de filosofie van Koerbagh De rede: bron van geluk voor iedereen wil Hannah Laurens vooral de positieve kanten van Koerbaghs filosofie belichten. In de inleiding onderscheidt zij twee verschillende kanten van het werk: een negatieve en een positieve. Te vaak, stelt zij, is de aandacht naar dat negatieve uitgegaan.
Nu is het absoluut waar dat Koerbagh in zijn tijd als een ‘profaen ende goddeloes’ ‘godtslasteraer’ gezien werd, wiens pen in ‘Helsche Inckt’ gedoopt zou zijn. Het was inderdaad vanwege zijn ‘afgryselyke’ ‘horrible ende godslasterlyke discoursen’ dat hij toentertijd tot een extreem zware gevangenisstraf veroordeeld werd. Maar Koerbaghs godsdienstkritiek representeert slechts één kant van Koerbaghs gedachtegoed. Koerbagh was daarnaast ook een bevlogen optimist.
Ik begrijp deze geconstrueerde tweedeling niet zo, een tweedeling die verder in het boek overigens niet hinderlijk aanwezig is. Natuurlijk uitte Koerbagh in zijn werken stevige kritiek op het geloof (en vooral op de kerkelijke vertegenwoordigers en interpreten ervan), maar dezelfde kritiek had hij op de politiek, de advocatuur en medische wetenschap. Op al deze terreinen mag je zijn commentaar samenvatten als een aanval op de gewoonte om met vakjargon, vaak in het latijn, de echte rationele waarheid te verhullen en zo het volk dom en afhankelijk te houden. Daarom schreef hij ook in de volkstaal. In tegenstelling tot Laurens zie ik deze kritiek eerder als de grondslag van zijn positieve verlichte denkwijze.
Over het misbruik en de handigheid van advocaten om de mensen te bedotten en zichzelf te verrijken schreef hij in 1664 ’t Nieuw Woorden-Boek der Regten. Het idee was dat het het volk ten goede zou komen, als het het verhullende latijn van de rechtsgeleerden kon doorzien. Een woordenboek gebruiken om maatschappijkritiek te leveren, was weliswaar effectief, maar geen uitvinding van Koerbagh. Het was een bekend procedé*). Zijn geestverwant Lodewijk Meyer bewerkte al sinds 1654 Hofmans Nederlantsche Woordenschat. Deze Meyer en Johannes Bouwmeester, beide vrienden en geestverwanten van Koerbagh stonden in 1669 aan de wieg van Nil Volentibus Arduum, het dichtgenootschap dat maatschappelijk ongenoegen over het conservatisme van die tijd ook betrok op de literatuur en in het bijzonder op de behoudende regenten van de schouwburg.
Hoewel Koerbaghs commentaar op rechtsgeleerdheid en politiek hem zelfs in het relatief ruimdenkende Amsterdam genoeg vijanden opleverende, kreeg hij de meeste problemen met zijn kritiek op godsdienst en kerk. Zijn ‘horrible en godslasterlyke discoursen’ zouden hem uiteindelijk de das om doen. In het boek dat zijn magnum opus had moeten worden, Een Ligt Schynende in Duystere Plaatsen geeft hij nogmaals zijn visie op, volgens hem bedrieglijke, kerkelijke uitvindingen als de Heilige Drie-eenheid, wonderen en de definitie van God. Koerbagh volgt hiermee de filosofie van tijdgenoot en mede-verlichtingsfilosoof Spinoza, die echter wel wat omzichtiger acteerde dan Koerbagh. Niet alleen schreef Spinoza in het latijn, maar hij zocht ook minder openlijk het publieke podium. Ook Spinoza stelde, bijvoorbeeld in zijn 33ste stelling van het eerste deel van zijn Ethica ‘God’ al nagenoeg gelijk aan ‘Natuur’. Maar, zoals gezegd hield Spinoza zich publiekelijk erg op de achtergrond. Adriaan Koerbagh en zijn jongere broer Johannes deden dat niet, wat in 1668 leidde tot de berechting van beide broers. Dat gebeurde nadat wat proefdrukken en het manuscript van Een Ligt Schynende in handen van de overheid waren gekomen. Een Utrechtse drukker had zich ermee gemeld. Ongetwijfeld vreesde de man het ergste toen hij met het boek aan de slag ging. Omdat de broers gezamenlijk volhielden dat Een Ligt Schynende uitsluitend het werk van Adriaan was, werd deze in juli 1648 tot een boete van 4000 gulden en tien jaar tuchthuis veroordeeld, gevolgd door nogmaals tien jaar verbanning. Zo ver kwam het niet. Naar verluidt was Adriaan Koerbagh al na enkele maanden in het Amsterdamse Rasphuys aan de Heiligenweg een geestelijk en lichamelijk wrak. In oktober 1669 stierf hij, slechts 36 jaar oud.
Omdat de autoriteiten alle bekende gedrukte exemplaren van Een Ligt Schynende in Duystere Plaatsen plus het manuscript in beslag hadden genomen, heeft het werk, in tegenstelling tot dat van Spinoza, destijds geen enkele invloed gehad. Maar, zo eindigt Laurens haar beknopte maar informatieve ‘Inleiding’, zijn belangrijkste doel is nog steeds actueel.
Of het nu gaat om de uitspraken van een correspondent of van een president, we kunnen er in beginsel nooit helemaal van op aan dat er geen feiten verdraaid worden of dat er geen onwaarheden worden verkocht. Koerbagh biedt ons een handvat om onderscheid te maken tussen waarheid en verzinsel. [Hiervoor] heb je een kritische blik nodig, en het is aan iedereen om die zelf te ontwikkelen.
*) Nog in de jaren zeventig van de twintigste eeuw gebruikte dr. Cornelis Kruyskamp zijn redacteurschap van de Van Dale om zijn visie op bepaalde hem onwelgevallige ontwikkelingen te uiten. Naast spottende opmerkingen bij onder andere de lemma’s ‘Volleybal’ en ‘Popmuziek’ is vooral de bijzonder relativerende beschrijving van ‘Kosmonaut’ gedenkwaardig: ‘een ietwat hyperbolische benaming voor personen die een klein sprongetje in de kosmische ruimte doen door zich bijvoorbeeld naar de maan of een planeet van ons zonnestelsel te laten schieten’. Zijn opvolgers hebben later alle subjectieve beschrijvingen weer ijverig verwijderd.
Jan de Jong
Hannah Laurens – De rede: bron van geluk voor iedereen. Inleiding tot de filosofie van Adriaan Koerbagh 1633-1669. Vantilt, Nijmegen. 136 blz. € 14,50.