Recensie: Özcan Akyol – Generaal zonder leger
Een recordaantal sweeping statements
De clusterbom die Özcan Akyol deze week afwierp in de literaire wereld leverde een buitengewoon vermakelijk schouwspel op. Het grapje ‘Vroeger had je een oorlogstrauma, nu een glutenintolerantie’ – dat werkelijk in elk interview herhaald werd – had bij de jonge schrijvers uit de grachtengordel doel getroffen. In de geestige column van De Betrouwbare Mannetjes in de Volkskrant van zaterdag bleek dat je veel van die opmerkingen per kerende post retour kunt zenden.
Schrijvers schrijven tegenwoordig alleen maar over zichzelf, zo meent Eus, schrijver van de debuutroman Eus.
Gisteren kon ik het Boekenweekessay eindelijk kopen. Ik dacht vooraf dat ik het heel erg eens zou zijn met Akyol en vaak ben ik dat ook met de strekking van zijn betoog, maar de argumentatie is zo bedroevend slecht dat het heel moeilijk is om achter zijn redeneringen te blijven staan. Dat begint al met de boekhandelaar uit Veenendaal die Akyol zwart maakt omdat hij volgens hem neerkijkt op mensen die boeken van Lucinda Riley kopen. De Gelderlander liet de boekhandelaar aan het woord die zich de literaire avond in september 2019 ook herinnerde, maar die zich niet in zijn portret herkent:
‘We hebben het gehad over de stand van het boekenvak.’ Ook over de boeken van Riley, schrijfster van de succesvolle reeks De Zeven Zussen. ‘Zeker niet mijn literaire smaak,’ vertelt Van Kooten. ‘Maar je hoeft niet alles zelf goed te vinden. Als boekverkopers proberen we mensen zo goed mogelijk te helpen en te informeren.’
Akyol ziet de boekhandelaar als een figuur in de keten van recensenten, uitgevers, docenten et cetera die neerkijken op schrijvers die een groot publiek weten te bereiken. Het hebben van een literaire smaak wordt verward met een dedain voor mensen.
Generaal zonder leger is een verzameling columns die onder de noemer essay naar buiten is gebracht. Het boekje leest makkelijk weg maar de onderbouwing van wat Akyol wil zeggen ontbreekt meestal in zijn haast om een recordaantal sweeping statements in één boekje te vangen. Zo heeft Akyol het over de kritiek die hij, al vanaf het begin van zijn carrière, kreeg op zijn tv-optredens. Zijn eerste optreden bij De Wereld Draait Door waarin hij collega Kader Abdolah onder de grond schoffelde was een vrijkaartje voor optredens in allerhande talkshows. Akyol heeft gelijk dat die optredens helemaal niets zeggen over de kwaliteit van zijn boeken. Hij stelt dat hij in een traditie staat:
Godfried Bomans en Simon Carmiggelt waren bijvoorbeeld direct verdacht vanwege hun frequente verschijning op het scherm. Wat zij deden was tinnef. Hoewel Bomans’ stilistiek best werd gewaardeerd, kon hij binnen de literaire bubbel louter op hoon rekenen. En toen Carmiggelt zijn befaamde Kronkels op televisie ging voorlezen, viel hij wat een aanzienlijk deel van de literatoren betrof van zijn voetstuk – alsof hij een andere identiteit had aangenomen.
Maar klopt het eigenlijk wel wat daar staat? Van Godfried Bomans werd volgens mij nooit gezegd dat zijn werk tinnef was. Welke critici schreven dat dan? Akyol haalt daarna Mulisch aan die Bomans geen groot schrijver noemt en koppelt dat dan aan zijn tv-optredens (en vervolgens op een onnavolgbare wijze aan de vorm of vent-discussie). Hij vergeet dat Mulisch heel vaak met waardering over Bomans sprak en dat Mulisch met Bomans en Hella S. Haasse in een tv-programma zat en dus zelf net zo’n tv-persoonlijkheid was. Je kunt hooguit zeggen dat de literaire wereld van Bomans nog een groot literair werk verwachtte, maar dat zijn hang naar publieke aandacht (niet alleen op tv, maar ook door de vele optredens in het land) hem weerhield van het schrijven ervan.
Van Carmiggelt kun je hetzelfde zeggen. Voordat hij op televisie zijn Kronkels voorlas, al in de jaren zestig, was hij al bekend van de radio. Hij bleef die cursiefjes voorlezen tot in de jaren tachtig, maar ik heb nooit gehoord dat zijn werk tinnef was. Zou hij werkelijk in 1974 de P.C. Hooftprijs hebben gekregen als de literaire goegemeente zo tegen hem zou zijn? In de jury zaten Andreas Burnier, Huug Kaleis, C.N. Lijsen, Ankie Peypers en Ethel Portnoy, niet echt literaire minkukels.
Het probleem met Generaal zonder leger is dat je continu vraagtekens kunt plaatsen bij de argumentatie. Zo fulmineert Akyol tegen literaire oordelen en het dedain van boekhandelaren en critici, maar als hij na de succesvolle herlancering van Lévi Weemoedt bij DWDD veertien bundeltjes van onbekend talent opgestuurd krijgt, schrijft hij:
Ze denken groots en meeslepend te schrijven, met het gevolg dat hun werk iedere lezer drie iq-punten extra zal opleveren, maar in werkelijkheid zijn de pennenvruchten ondermaats, onorigineel en, dit is nog wel mijn grootste ergernis, gelardeerd met afstotelijke pretentie.
Als je even afziet van de krakkemikkige formulering dan springt vooral in het oog dat er blijkbaar wel literaire criteria zijn. De opsomming van Akyol is weinig specifiek. Dat een boek ondermaats is, toon je pas aan met andere literaire argumenten. Originaliteit is een literair waarde-oordeel, het hebben van ‘afstotelijke pretentie’ is veel moeilijker te duiden. Dat heeft bij Akyol waarschijnlijk te maken met te veel intertekstualiteit (‘Wie een juryprijs in dit genre wil winnen, moet minimaal één keer verwijzen naar een onbekende Algerijnse filosoof uit 1856’). Het niveau van de veertien bundeltjes was ‘zo treurig, gelijk aan mijn sinterklaasgedichten’. Blijkbaar zijn er wel niveauverschillen, blijkbaar zijn sommige boeken wel ondermaats. Je kunt en mag dus wel literaire oordelen geven als je Özcan Akyol bent, maar niet als je een recensent of een boekhandelaar bent.
In het laatste deel van het ‘essay’ komt ook nog het literatuuronderwijs aan bod. Ik heb met eigen ogen gezien dat Akyol een klas VMBO-leerlingen kon boeien, dus opnieuw ligt mijn sympathie direct bij zijn missie om literatuur onder de mensen te brengen. In Generaal zonder leger staat dan echter weer zo’n loze bewering over het onderwijs:
Een meerderheid van de docenten grijpt nog steeds terug op klassiekers als Gijsbrecht van Aemstel van Joost van den Vondel, Max Havelaar van Multatuli of meer recent Het Gouden Ei van Tim Krabbé.
Zou dat nou zo zijn, dacht ik opnieuw. Je kunt makkelijk het onderzoek van Jeroen Dera uit 2019 erbij pakken. Hij onderzocht welke boeken er op de leeslijsten van havisten en vwo’ers stonden. Hij turfde maar liefst ‘1642 unieke titels’ op al die lijsten en dat ondergraaft al meteen de stelling dat er met verplichte literaire leeslijsten wordt gewerkt. Het Gouden Ei is inderdaad onverminderd populair, vooral bij havisten, niet omdat docenten het boek verplicht stellen, maar omdat leerlingen het boek zelf kiezen al is de omvang in eerste instantie vaak het belangrijkste selectiecriterium. Het Gouden Ei is bij uitstek een boek waarvan leraren weten dat zijzelf er geen enkele originele vraag meer over kunnen stellen bij het mondeling – als ze dat nog afnemen – maar waarvan ze wel weten dat leerlingen er onverhoeds toch door gegrepen kunnen worden. De Gijsbrecht van Aemstel is inderdaad het meestgelezen werk van Vondel al is het boek niet op de top 33 van meestgelezen werken terug te vinden: het is slechts 65 keer gekozen, op een totaal van 13.389 items niet direct een monsterscore. De Max Havelaar staat op de 8e plek (werd 245 keer gekozen, waarvan 231 keer op het vwo).
Ik kom ook nog weleens een leraar tegen, maar ik denk dat de laatste jaren er vooral heel veel vrijheid is om je leeslijst samen te stellen. Je ziet dan ook (zie opnieuw het onderzoek van Dera) dat Stefan Brijs, Lize Spit, Alex Boogers, Arjen Lubach, Thomas Olde Heuvelt en Hanna Bervoets hoog gewaardeerd worden. Ondanks alle paniekverhalen over het leesonderwijs valt het allemaal reuze mee. En ook met hun leraren. Ik kom nooit leraren tegen die ‘een leerling op de mavo de verzamelde gedichten van Martinus Nijhoff door de strot gaan duwen’. Het klinkt allemaal lekker, maar met de werkelijkheid heeft het helemaal niets te maken.
De scoringsdrift zit Akyol danig in de weg. Dat is jammer, want de kruistocht die Akyol voert tegen de zelfgenoegzaamheid van de literaire wereld is zeker toe te juichen. Hij maakt het zijn tegenstanders echter wel heel gemakkelijk om de aanval te pareren.
Coen Peppelenbos
Özcan Akyol – Generaal zonder leger. CPNB, Amsterdam. Tijdens de Boekenweek verkrijgbaar voor € 3,75.