Recensie: Nir Baram – Aan het einde van de nacht
Geborgenheid bestaat niet
Overeind blijven in een mateloze wereld lukt zoals bekend de een wat beter dan de ander. Volgens aanhangers van het kapitalistische geloof is het gewoon een kwestie van een beetje je best doen. De grote Israëlische schrijver Nir Baram lijkt zich met zijn nieuwe roman Aan het einde van de nacht opnieuw te concentreren op deze overlevingsstrijd, die, weliswaar een beetje afgedekt door wat wij beschaving noemen, zich tot in ieder detail van ons bestaan manifesteert.
Jonatan is schrijver en bevindt zich aan het begin van de roman in Mexico, waar hij aanwezig geweest is op een literair festival. Maar anders dan de collega-auteurs keert hij niet terug, in zijn geval naar huis, vrouw en kind in Tel Aviv, maar blijft hij verward in zijn hotel hangen, worstelend met het bestaan en vechtend tegen gevoelens van existentiële eenzaamheid.
Hij maakt in Spaans-Engels grapjes met de obers en laat meer dan twintig procent fooi voor hen achter, zodat ze hem de volgende dag weer vriendelijk zullen verwelkomen. De daden van een eenzaam mens, denk hij, zo iemand bij wie de geur van eenzaamheid uit zijn adem opstijgt, terwijl al zijn gebaren zijn bedoeld om iemand te verleiden de eenzaamheid te verdrijven, al is het maar voor even. Of misschien neemt hij hier met opzet de manier van doen van een eenzaam mens aan, speelt hij ermee juist omdat hij een thuishaven heeft om naar terug te keren. Anderzijds, misschien gaat die manier van doen wel vooraf aan de erkenning van de twijfel die de laatste tijd aan hem knaagt met betrekking tot zijn plaats in die haven, waarheen hij al vijf dagen geleden had moeten terugkeren.
Baram gebruikt dit fragment om van daaruit trefzekere sprongen te maken naar periodes in Jonatans vroegere leven, waarin deze ook al moeite had met bepaalde onvermijdelijkheden van het menselijk bestaan. Jonatan is duidelijk een hooggevoelig man, niet wezenlijk veranderd sinds hij kind en adolescent was in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw; nog steeds gevoelig voor opmerkingen, blikken en verhoudingen tussen de mensen en voortdurend op zoek naar verbinding. Met zijn ouders, met name zijn moeder, heeft hij een moeizame band. Tot op zekere hoogte veilig voelt hij zich alleen bij zijn totaal anders geaarde vriend Joël, die opgroeit met veel empathischer ouders. De sfeer in dat gezin blijkt meer open en ontspannen. Hij denkt er iets te vinden dat voor hem elders nauwelijks voorkomt: geborgenheid.
Jonatan en Joël groeien samen op in Beet Hakerem, een groene wijk van Jeruzalem, waar de wadi, een omvangrijk droogstaand rivierdal, ruimte biedt voor mensen die de veeleisende drukte van de stad willen ontvluchten. Met name kinderen en jongeren trekken zich er graag terug, beleven er hun kleine avonturen. Zo dromen de twee jongens zich er hun eigen koninkrijk, waarin ze heer en meester zijn. Niet alles is natuurlijk goed en veilig. Zo zijn zij, de kinderen uit de lagere flats, in een permanente strijd verwikkeld met de kinderen uit de hoge torens, worden er een soort bende-oorlogen uitgevochten en ontkomen ze op latere leeftijd niet aan de wetten van de wereld als markt en strijd, zoals Michel Houellebecq dat verwoordde.
Wat voor Jonatan boven alles telt is een band met anderen, die hem veiligheid, nog beter emotionele geborgenheid, kunnen bieden. Sommigen hebben die meer nodig dan anderen, zeker in de wrede masculiene maatschappij als die van het permanent in strijd verwikkelde Israël. Familieverhoudingen zijn er zakelijk en kil, zoals Jonatan moet ervaren met zijn grote broer Sjaoel, en jongeren worden er al vroeg voorbereid op een rol in het leger. Dromen en spelen worden beschouwd als zinloos.
De introvert Jonatan lijkt het daar moeilijker mee te hebben dan de charismatische en berekenend charmante Jöel, die gemakkelijk het middelpunt is op school en feesten. Toch gaat het lang goed tussen de twee, maar de tijd verloopt. Scherpzinnig door deze monumentale roman geweven, weet Baram de psychische spanning van voortdurend naderende veranderingen en daarmee veranderende loyaliteiten over te brengen. De dood van Jonatans moeder, met wie hij weliswaar nooit een intieme band had, maar die hij ongetwijfeld toch als een anker beschouwd moet hebben, het einde van de school- en studietijd, de periode van zijn diensttijd, het naderbij komende beroepsleven; het zijn allemaal levensstadia, waar Jonatan slecht mee om kan gaan.
Joël was enthousiast over ‘nieuwe mensen’ die hij ontmoette, en probeerde altijd na te gaan of ze werkelijk interessant waren. Jonatan, daarentegen, wilde weten of ze hem aardig vonden, waardoor zijn kennismakingen met nieuwe mensen meestal iets onnatuurlijks hadden. Hij herinnerde zich weer wat Lior tegen hem had gezegd: dat hij gewoon bang was, omdat de wereld die Joël en hij geschapen hadden ten einde liep.
In Barams werk, dat gold ook al voor zijn eerdere succesromans Goede mensen en Wereldschaduw, waarin hij de fragiele positie van gewone mensen in een niet in het individu geïnteresseerde, harde wereld schetst, klinkt steeds door dat ook op het oog gelukte levens plotseling ten onder kunnen gaan. De sociaal soepele Joël doet ook maar een poging om zich staande te houden en verschilt daarmee uiteindelijk toch veel minder van Jonatan, dan deze lang gedacht heeft. Vluchten in het overzichtelijke verleden is voor niemand een mogelijkheid, maar het heden recht in de ogen zien is voor sommigen nog minder haalbaar.
André Keikes
Nir Baram – Aan het einde van de nacht. Vertaling Hilde Pach, De Bezige Bij, Amsterdam, 376 blz. € 23,99.