Recensie: Robert Walser – De Tanners
Waardig, maar niet gemakkelijk
‘Al dat subjectieve gedoe heeft de lezers van Geschwister Tanner geërgerd (…) Zij ervaren het als aanmatigend om het eigen ik zo belangrijk te vinden. Wat handelt de schrijver dus verkeerd als hij aanneemt dat zijn tijdgenoten zich interesseren voor zijn privéaangelegenheden!.’
In het nawoord bij de Nederlandse vertaling van Geschwister Tanner (1907), De Tanners, haalt vertaalster Machteld Bokhove deze woorden uit 1943 van de oud geworden Robert Walser aan, de Zwitserse eenzaat, die in 1956 zo schilderachtig aan zijn einde kwam, tijdens een kerstwandeling in de besneeuwde Alpen. Achter het zwart van zijn voetstappen in de sneeuw ligt Walser met zijn hoed. Een iconische foto. Maar zijn opvatting over autofictie, zo weten wij nu, bleek niet visionair.
Robert Walser is altijd een, zoals ze dat noemen, schrijvers schrijver geweest. De term suggereert dat auteurs niet alleen bekwaam schrijven, maar ook nog eens de betere lezers zijn. Ofwel zij die kunnen doorzien wat gewone stervelingen laten liggen. Ook bij de nieuwe vertaling van Walsers eerste roman, De Tanners, wordt weer aangegeven dat de publieke belangstelling voor zijn werk altijd tegenviel, maar dat grote schrijvers als Franz Kafka, Hermann Hesse, Elias Canetti, J.M. Coetzee en W.G. Sebald zijn werk hooglijk prezen. In Nederland kunnen in ieder geval Charlotte Mutsaers en Anneke Brassinga nog worden toegevoegd.
De tegenvallende belangstelling van het grote publiek kan een typisch geval zijn geweest van ‘op de juiste plek maar op het verkeerde moment’. Autofictie beheerst nu de literatuur, maar in Walsers jaren, De Tanners dateert van 1907, lag dat anders. Hoog tijd dus om hem opnieuw onder de aandacht te brengen. In slechts zes weken schreef Walser deze roman in een ongekende flow, sterk autobiografisch, met een voorname rol voor zijn gefictionaliseerde broers en zus en zich voornamelijk afspelend in Zürich en omgeving.
Hoofdpersonage Simon, een vroege twintiger, leidt het bestaan zoals Robert Walser dat leefde of geleefd had willen hebben; vrij en steeds op afstand van de maatschappelijke dwang en conventies. Dus niet bij voorbaat gemakkelijk, maar wel waardig. Simon kiest zijn werkgevers zolang ze hem bevallen, maar stapt doorgaans snel weer op om van de natuur te genieten en mensen te ontmoeten die hem aanspreken. Ook in die relaties is hij het steeds die bepaalt of ze worden voortgezet.
Simon loopt als een arme, maar opgewekte deugniet door het leven, heeft oog voor mooie bleke vrouwen, maakt optimaal gebruik van zijn bloedband met broers en zuster en vindt op die manier altijd wel weer onderdak en wat inkomsten. De rijke Klara, een dame met mooie handen en een excentrieke schietgrage echtgenoot, is onder de indruk van de eruditie van Simon en de artisticiteit van diens broer Kaspar, de kunstschilder. Simon weet zo’n dame te waarderen in een wereld, waar alles vormelijkheid ademt en die van kleine luiden ondergeschiktheid eist.
Robert Walsers ietwat argeloos aandoende, keuvelende manier van schrijven, heeft als grote aantrekkelijkheid de gesuggereerde nabijheid. Hij neemt je gemakkelijk mee op Simons talrijke wandelingen, tijdens welke de natuur en het overzichtelijke leven worden bezongen, de meisjes en vrouwen worden aanbeden, met name als ze zich naar hem toe enigszins streng en gebiedend opstellen, maar waarin evengoed de mildheid en bedeesdheid prevaleren
Andere jongelui, actief in de handel, reizen naar het verre buitenland om zich te ontwikkelen, en ze komen dan met een hele zak vol kennis weer thuis, waar eervolle banen voor hen worden vrijgehouden. Maar ik, moet u weten, ik blijf altijd in mijn land. Het is net alsof ik bang ben dat er in andere landen geen zon schijnt of alleen een minderwaardige. Ik voel me vastgebonden en ik zie altijd iets nieuws in het oude, misschien ga ik daarom met zoveel tegenzin weg. Ik verkommer hier, ik zie het wel, en toch moet ik ademen, zo lijkt het, onder de hemel van mijn geboorteland om überhaupt te kunnen leven. (…) Ik blijf en ik zal ook blijven. Het is zo prettig om te blijven. Gaat de natuur dan soms naar het buitenland? Gaan bomen wandelen om elders groenere bladeren aan te schaffen en dan thuis te komen om zich pronkend te laten zien? […]
De Tanners is doorspekt met fraaie archaïsche termen als ooftlandschap en suikerbakkerij, wat de uitstekende vertaling nog eens onderstreept. Machteld Bokhove is dan ook een centrale persoon geworden waar het Robert Walser betreft in Nederland. Zij onderneemt waar dat kan actie ten behoeve van diens persoon en oeuvre, zoals bijvoorbeeld Els Snick dat al jaren pleegt te doen voor Joseph Roth. Zij onderhoudt ook de website robertwalser.nl, waarop onder meer kort proza van Walser is te vinden, een biografie en een literatuurlijst.
De Tanners wordt wel beschouwd als Walsers meest toegankelijke roman, maar oppervlakkig wordt dit plotloze werk, mede door zijn licht melancholieke bespiegelingen, nergens. Het boek bevat ook inzicht in zijn opvattingen over maatschappij, kunst, vrouwen, religie en homoseksualiteit. Op verschillende gebieden gaan zijn ideeën nogal in tegen onze tijdgeest, bijvoorbeeld waar het gaat om de betekenis van werk of de zelfstandigheid van vrouwen, maar Robert Walser heeft geen opgeblazen ego, niets is hem, als hoogsensitief persoon avant la lettre, namelijk liever dan zachte omgangsvormen.
André Keikes
Robert Walser – De Tanners. Vertaald door Machteld Bokhove. Koppernik, Amsterdam. 304 blz. € 22,50.