Recensie: Maeve Brennan – De breedsprakige dame
Eeuwigdurend spitsuur
Iedereen kent het beeld I ♥︎ New York, de iconische letters met hartje uit 1976 van grafisch ontwerper Milton Glaser, maar of het leven in de nooit slapende stad werkelijk zo aangenaam is, valt te betwijfelen. Meer dan tien jaar voor Glaser zijn logo/slogan bedacht, schreef Maeve Brennan haar scherpzinnige columns in The New Yorker, die nu in het Nederlands verschijnen onder de titel De breedsprakige dame, genoemd naar haar pseudoniem als columnist. Het is in New York vaak om te sterven zo heet en anders stortregent het wel, schrijft ze menigmaal, maar zoals het een ware verslaafde vergaat, ontkomt ze niet aan de vreemde aantrekkingskracht van de stad, waar alles vies, lawaaiig en lelijk is, maar die ook in staat is bepaalde ruimte te scheppen voor een droom van licht, kleur en melancholieke verlorenheid.
Brennans bundel met vertaalde columns valt natuurlijk oppervlakkig te lezen als een selectie pretentieloze kronieken met oog voor de wonderlijkheden van het leven in de miljoenenstad in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. Denk aan oude zwartwit-foto’s van jazz-iconen of aan Mad Men. Maar hoewel Brennan vaak alle ruimte neemt voor minutieuze beschrijvingen van kleding, haardracht, fysiek (‘je kon zijn knieën aan het werk zien’), vermeende karaktertrekken en maatschappelijke bezigheden van haar stadgenoten, en daarnaast de kleine gebeurtenissen in café’s en restaurants, op straat of in het openbaar vervoer, zijn er ook grotere lijnen in haar stukken aan te wijzen.
Niet in de laatste plaats de stedelijke ontwikkelingen die je nog het best kapitalistische vraatzucht kunt noemen, hielden haar bezig. Voortdurend ziet Brennan karakteristieke lagere gebouwen gesloopt worden, bouwwerken met een verhaal, met bewoners of ondernemers, die zonder pardon worden verjaagd om lucratieve, maar afzichtelijke, anonieme nieuwbouw mogelijk te maken. Niet zelden treft ze totaal veranderde straten aan, die in een oogwenk zo’n metamorfose hebben moeten ondergaan. Mooier wordt het er nooit van. Bekende winkels en restaurantjes kunnen binnen afzienbare tijd onvindbaar worden.
In de tijd dat ik daar woonde, pas twaalf jaar geleden, strekte een rij afgetakelde gebouwen met studio’s zich deels uit over de zuidkant van het plein. Ik vond die gebouwen mooi en romantisch, en ik verlangde altijd naar een flat of alleen maar een kamer in een daarvan, maar ze waren altijd allemaal bezet. Nu zijn ze verdwenen en er staat in hun plaats een saaie onderwijsinstelling. […] Sommige huizen waren afgebroken om plaats te maken voor een stel splinternieuwe, suffe, eenvormige appartementen, en van de rest is het merendeel verbouwd tot kantoren.
Maeve Brennan, geboren in Ierland in 1917 en als kind met haar ouders meegekomen naar New York, begon haar schrijfcarrière bij Harper’s Bazaar, een modetijdschrift, waarin ook literaire teksten werden gepubliceerd, waarna ze al snel tot de stedelijke jetset ging behoren. Ze woonde in die jaren op talrijke adressen, in hotels en uiteenlopende appartementen. Haar leven kwam in een stroomversnelling toen ze voor The New Yorker ging werken. De twaalf jaar jongere actrice Audrey Hepburn, die haar ontmoette, vond de journaliste zelfs zo fascinerend dat ze haar eigen levensstijl op Maeve Brennan ging baseren, vermeldt het nawoord, uitmondend in de gedenkwaardige hoofdrol als zelfbewuste en beeldschone New Yorkse in de film Breakfast at Tiffany’s.
Wie Brennans columns leest, kan echter moeilijk anders concluderen dan dat het werkelijke leven in deze metropool een stuk minder glamoureus is dan doorgaans wordt voorgesteld. New Yorkers benaderen om het even welke ander met een berekenende onverstoorbaarheid, aangezien iedereen hier voortdurend in een overlevingsstrijd verwikkeld is. Brennans eigen rol is steeds die van quasi toevallige toehoorder – ‘Ik kon het niet helpen dat ik elk woord van hun gesprek kon horen’ –, vrijwel continu op weg naar of van een restaurant met Frans tintje voor ontbijt, lunch of diner. En om te roken natuurlijk.
In het ‘eeuwigdurend spitsuur’ van deze stad (even afgezien van de huidige corona-tijden), die sinds Brennans tijd alleen nog maar drukker, viezer en lawaaiiger is geworden, met nóg meer rusteloze, afgetobde mensen, is Maeve degene die de lezer meetroont naar speciale adresjes, waar ze uitlegt waarom de zaken gaan zo als ze gaan. Nooit ideaal, maar te doen:
Ik heb hier twee heel ruime kamers op de elfde verdieping, twee ruime, stijlvolle kamers, met schuifdeuren ertussenin. De plafonds zijn hoog en de muren zijn zo dik dat ik nooit enig geluid hoor van binnen en in het gebouw. Van buiten hoor ik heel veel geluiden. Ik hoor de katten en de duiven en de auto’s, en ik hoor kerkklokken, brandweerauto’s, vuilniswagens en het belachelijk vroege gerammel van vuilnisbakken, paardenhoeven, radiomuziek, gezang, geschreeuw, geroep, gelach, gescheld, gekrijs, glas dat breekt, vliegtuigen, gehamer, regen, het spelen op de trombone, en het lawaai van Broadway.
Naast haar scherpe oog voor op het eerste gezicht onbeduidende gebeurtenissen, maakt ook haar inlevingsvermogen deze bundel tot een fascinerende literaire uitstap in de tijd. Niet alle stukken bieden enerverende belevenissen, dus ook daarin onderscheiden ze zich feitelijk niet van het grotestadsleven, dat naast heel veel lijdzaamheid soms ook momenten van euforie kent. Bijvoorbeeld wanneer onverwachts een trombonist op een dak staat te blazen of op een vroege zondagochtend een mysterieuze optocht door de straten trekt, terwijl er niemand kijkt. Momenten als in films, die er ook vaak worden opgenomen. Stadsbewoners associëren stilte in New York zelfs met de komst van filmmakers, laat ze weten.
Ze annexeren wat ze nodig hebben: een bepaalde deuropening, een raam op de tweede verdieping, een hoek van een park, een bepaald stuk straat, en ze negeren de rest, met inbegrip van ons, de New Yorkers, die eromheen staan te glimlachen en zich vergapen als vriendelijke inboorlingen.
Dat de succesvolle New Yorkse, die Maeve Brennan ooit was, uiteindelijk in een psychiatrische inrichting haar leven moest afsluiten, nadat ze als dakloze nog enige tijd werd geduld in een bezemkast op de redactie van The New Yorker, tot ze er in een agressieve bui de kantoorramen ging stukslaan, onderstreept misschien nog wel het duidelijkst haar eigen bevindingen uit vroeger jaren. Deze stad is er slechts voor degenen die zichzelf staande kunnen houden.
André Keikes
Maeve Brennan – De breedsprakige dame. Vertaling Rosalien van Witsen, Athenaeum–Polak & Van Gennep, Amsterdam, 280 blz., €20