Recensie: Hanny Michaelis – Oorlogsdagboek
Over de diepste gevoelens en gedachten
De oorlogsdagboeken van Hanny Michaelis (1922-2007) verschenen eerder al in twee delen, namelijk Lenteloos voorjaar (1940-1941) en De wereld waar ik buiten sta (1942-1945). Wie die al heeft gelezen, hoeft zich niet meteen naar de boekhandel te haasten om Oorlogsdagboek aan te schaffen, want daarin staat een selectie uit de twee genoemde delen. Nou ja, bij wijze van spreken dan, want alle boekhandels zijn nu toch gesloten, maar u begrijpt wat ik bedoel.
De ontstaansgeschiedenis van dit boek is dus eigenlijk bekend. Na het overlijden van de dichteres in 2007 werden in haar nalatenschap een aantal dagboeken aangetroffen. Het Oorlogsdagboek overspant de periode van de Tweede Wereldoorlog, meer bepaald van het begin, toen de zeventienjarige Hanny nog met haar Joodse ouders in Amsterdam woonde, tot het bittere einde, toen ze al enkele jaren als onderduikster had doorgebracht op meerdere adressen.
Het bekendste oorlogsdagboek blijft wellicht voor altijd dat van Anne Frank (1929-1945), maar Michaelis was ongeveer zeven jaar ouder en maakte tijdens de oorlog de evolutie door van adolescente tot jongvolwassene. Dat merk je uiteraard als lezer: aan het begin richt ze zich bijvoorbeeld nog tot een jij-figuur, ene Martien, een jongen op wie ze verliefd was. Kalverliefdes en andere puberkopzorgen nemen in het eerste oorlogsjaar dus nog een belangrijk deel van het dagboek in beslag, en toch geeft de kunstzinnig aangelegde jongedame ook blijk van een opmerkelijke maturiteit en vooral een opvallend schrijftalent. Poëzie en rauw oorlogsgeweld liggen zeer dicht bij elkaar:
En toen, eenmaal thuisgekomen, terwijl de schoten van het afweergeschut onophoudelijk bleven knallen en de warme, droge lucht vervuld was van motorengeronk, toen pas kwam ik tot het volle besef van de hopeloze, benauwende toestand en toen begonnen de verschrikkingen van 5 eindeloos lange dagen, dagen vol geloei van luchtsirenes, vol angstaanjagend geronk van bommenwerpers, vol donderende schoten van de luchtafweergeschutten, vol beklemmende visioenen van vechtende Hollandse jongens en tot puin gebombardeerde steden.
Let bijvoorbeeld ook op de opbouw en het ritme van deze passage, die zomaar uit de pen van een zeventienjarige is gevloeid:
Midden in de nacht werd ik wakker van een alarmerende bominslag. Ik stond even op om te kijken of er iets te zien was, en toen ik naar buiten keek en de zoeklichten zag aanflitsen, en ronkende motoren de stilte van de blauwe augustusnacht hoorde verstoren, zag ik met een vreemde ontroering vlak boven mijn hoofd de onsterfelijke Grote Beer rustig staan fonkelen. En plotseling werd ik me machtig bewust van Hitlers nieuwe (wan)orde in Europa, zó machtig dat het me de keel bijna dichtkneep.
Het gezin Michaelis, dat het sowieso al niet breed had, krijgt uiteraard steeds meer te maken met de antisemitische maatregelen van de bezetter. Aanvankelijk mogen Joden bijvoorbeeld niet meer in parken komen, lesgeven of de tram nemen, overigens tot tevredenheid van de heer Van Leeuwen, NSB’er en leraar Grieks, die er een genoegen in schept om Hanny en andere Joodse leerlingen te vernederen. Ook dat weerhoudt er Hanny niet van om met een kritische blik naar de heersende orde te kijken en voor die tijd zeer progressieve, feministische ideeën te koesteren:
De mannen blijven nog altijd in de vastgeroeste overtuiging volharden, dat het de enige bestemming is van een meisje om te trouwen, zo mogelijk een sleep kinderen in de wereld te helpen en groot te brengen. Ze zijn dan ook onveranderlijk van mening, dat een meisje dat ongetrouwd is gebleven, als het ware aan haar doel is voorbijgeschoten en als diep beklagenswaardig beschouwd moet worden.
Omdat het Joodse families in 1941 ook wordt verboden om nog niet-Joods huispersoneel in dienst te hebben, kan Hanny gaan inwonen bij de familie Van Schaik. Het geestdodende huishoudelijke werk valt haar zwaar en de toon van het dagboek wordt vanaf dan zakelijker. Als ze in 1942 verneemt dat alle Joden naar Duitsland of Polen moeten worden gedeporteerd, duikt ze onder. De rest van de oorlog brengt ze door bij meerdere gastgezinnen. Van haar ouders krijgt ze nog een in maart 1943 uit Westerbork weggesmokkelde afscheidsbrief, pas na de bevrijding zal ze vernemen dat haar ouders meteen bij aankomst in Sobibor zijn vergast.
Dit oorlogsdagboek is dus een egodocument, maar het is niet egocentrisch. Michaelis richt zich op de wereld, staart zich niet blind op haar eigen persoon, leeft in het besef dat ze niet het middelpunt van het heelal is. Het doet denken aan de felle kritiek die Özcan Akyol onlangs in een geruchtmakend interview uitte op de huidige literatuur: ‘Vroeger hadden schrijvers een oorlogstrauma, nu hebben ze allemaal lactose-intolerantie.’ Het contrast tussen dit boek van Hanny Michaelis, die zich zelfs tijdens de hongerwinter niet laat betrappen op navelstaarderig zelfmedelijden, en het gejammer van pakweg een hedendaagse schrijver die te veel aan de coke en de drank heeft gezeten, is onmetelijk. ‘De diepste gevoelens en gedachten kunnen tóch niet worden uitgesproken,’ verzucht de schrijfster ergens. Dat is waar, maar Hanny Michaelis kwam toch regelmatig aardig in de buurt van dat onmogelijke doel.
Daan Pieters
Hanny Michaelis – Oorlogsdagboek. Bezorgd door Nop Maas. Van Oorschot, Amsterdam. 496 blz. € 24,99.
Lees ook het essay van Ellen Krol over Oorlogsdagboek van Michaelis en het essay van Guus Bauer over de dagboeken.