Column: Over het opschonen van de boekenkast (11)
Geknakte ruggen, vlekken en de handtekening van Truman Capote
Ik was vroeger nogal pietluttig met betrekking tot boeken – ik ken mensen die zullen beweren dat ik dat nog ben. Inderdaad doet het mij nog steeds pijn als ik een scheefgelezen boek in de kast zie staan. Alle ruggen kaarsrecht en ongeschonden en dat ene boek als een manke nelis ertussen, geknakt, lamgeslagen, halfdood, verminkt, de rug vol littekens. Een bokser die uit de ring getild moest worden, een dronkeman door zijn kameraden naar huis gesleept, een jager door zijn hond in zijn zij gebeten.
Ik gruwel als ik mensen een boek zie omslaan als was het een tijdschrift of de rug zie knikken omdat dat makkelijker leest. Op het strand vinden ze het niet erg als er zand tussen de bladzijden komt en bij het ontbijt malen ze er niet om dat door de jam alles aan elkaar plakt. Ze maken hun vinger nat om een pagina om te slaan en ze vouwen een ezelsoor om te onthouden waar ze zijn gebleven.
Heb je zulke mensen een boek uitgeleend, krijg je het nauwelijks herkenbaar terug – áls je het al terugkrijgt.
Ik ben niet zo van het uitlenen en zelf boeken lenen doe ik ook niet. Vroeger wel: als kind was ik lid van de jeugdbibliotheek, maar later? Ik kocht liever boeken en, ja, daar was ik zuinig op. Misschien ben ik wel de enige persoon op aarde die een boek kan lezen zonder dat het er, als het weer in de kast gaat, gelezen uitziet. Mijn huisgenoten – en dan bedoel ik huisgenoten door de jaren heen, een entourage die enkele keren van samenstelling wisselde – vinden dat ik me aanstel als ik met een boek zit dat niet geheel is opengeklapt, zodat mijn lezen een turen tussen de bladzijden is.
Door de jaren heen ben ik ze wel gelijk gaan geven, een beetje nochtans, maar tegelijkertijd kan ik van mijn ingesleten leesgewoonten geen afstand doen. Zelfs als ik zou willen, kan ik een boek niet plat op zijn rug op tafel leggen en dan met geweld open breken. Het opschrijven van deze zin kost me al moeite, ik krijg er koude rillingen van.
Nu is het ene boek me liever dan het andere, maar toch behandel ik alle boeken gelijk. De boeken waarvan ik afstand doe, leg ik met respect in het krat en ik spreek niet van afgedankte boeken, maar van boeken waarvoor ik een nieuwe bestemming zoek.
Bij het opschonen van de boekenkast heb ik alle boeken door mijn handen laten gaan. De meeste zien er nog mooi uit: recht, geen rare kreuken of vouwen, geen andere ongerechtigheden. Wat je wel ziet is dat het licht (waarzonder wij niet kunnen lezen) zijn verwoestende werk heeft gedaan. Sommige ruggen zijn verbleekt, een enkele keer is de tekst op de rug onleesbaar geworden. Vooral de kleur rood is kwetsbaar.
Bij goedkopere uitgaven is soms het papier vergeeld, niet alleen op de snee maar ook binnenin. Gek genoeg zijn er ook boeken, die op zichzelf zorgvuldig zijn uitgegeven, maar waarvan het papier van een enkel katern is vergeeld, zoals deze editie van Madame Bovary. Toen het boek nog nieuw was, kon je niet zien dat de drukker papier van verschillende kwaliteit had gebruikt, dat zie je pas na een jaar of twintig als de rekening allang is betaald. Heeft de drukker de uitgever een loer gedraaid door minder goed papier in een oplage weg te moffelen? Heeft hij de uitgever gewaarschuwd dat hij niet over voldoende papier van dezelfde kwaliteit beschikte om er een hele oplage op te kunnen draaien, maar heeft de uitgever gezegd: ‘Kan me niet schelen, dat boek moet er komen en wel nu!’?
Ergerlijker vind ik, achteraf, de gewoonte van uitgeverij Athenaeum–Polak & Van Gennep om tussen de bladzijden van haar prachtig verzorgde boeken kaartjes te stoppen die de boekenkoper kon opsturen om op de hoogte te blijven van wat er zoal aan moois uitkwam. Die kaartjes waren bruinig van kleur. Ze waren handig als bladwijzer, hoewel de boeken van Athenaeum vaak ook een leeslint hadden, ik gebruikte zo’n kaartje ook wel eens om aantekeningen te maken die mij in voorkomende gevallen van pas kwamen bij het schrijven van mijn recensie.
Wat blijkt nu?
Die kaartjes geven af. Of afgeven, ik weet niet of dat het is wat ze doen, wel zie ik dat ze hun kleur hebben gedeeld met de bladzijden waar ze tussen zitten. Komt het doordat het papier de kleur van de kaartjes heeft ingezogen, geabsorbeerd, of hebben de kaartjes de kleur afgestaan? Hoe kan dat?
Ook andere uitgeverijen hadden en hebben de gewoonte om soortgelijke kaartjes in hun boeken te doen – een uiterst primitieve vorm van phishing – maar alleen bij uitgaven van Athenaeum–Polak & Van Gennep zie ik dit rare fenomeen.
Wat is het dan leuker om een boek open te slaan met de handtekening van Truman Capote erin en de uitgeknipte advertentie uit The New York Times waarin de signeersessie bij Brantano’s op 21 augustus 1980 werd aangekondigd. Het krantenpapier is vergeeld, maar het heeft geen vlekken achtergelaten in Music for Chameleons, zoals die vermaledijde kaartjes in de Athenaeum-boeken. Ik was erbij toen, in de boekhandel op de hoek van Fifth Avenue en de 48ste Straat. Capote zat aan een tafel en signeerde de boeken die hem door iemand van de winkel werden aangereikt. Hij had een hoed op, droeg een sjaaltje en de ruime boord van zijn overhemd flapte over de kraag van zijn colbert.
Ik stond in de rij en doodde de tijd met het maken van een paar foto’s. De handtekening is duidelijk leesbaar, alle letters los van elkaar, behalve de a en de p. De r in Truman en de t in Capote zijn als kapitaal geschreven, tussen voor- en achternaam is een aanzienlijke spatie, zo ook tussen de C en de a en de o en de t. Het handschrift zou je priegelig kunnen noemen. Ik rekende 10,95 dollar af en wandelde blij met mijn aankoop Fifth Avenue op.
Truman Capote was toen 55 jaar, hij zou vier jaar later overlijden. Brentano’s ging in 1982 failliet.
Het boek koester ik, het ziet er nog goed uit. Het stofomslag op de rug is iets verbleekt en aan de binnenkant, ook op de rug, wat verschoten, maar vooruit. De inkt van de handtekening is nog net zo helderblauw als toen Capote haar zette.