Essay: De geboorte van een nieuwe boekenkast
Willen jonge mensen nog een boekenkast in hun huis? Ja zeker, ze zijn er. Met grote vreugde en dankbaarheid geef ik dan ook kennis van de geboorte van een gloednieuwe grote boekenkast.
Ik ben geen klusser. Verre van. Zo’n man die ieder verloren moment naar een stuk brullend gereedschap tast. Maar mijn boekenkasten heb ik wel altijd zelf gebouwd. Op mijn negende al mee begonnen. Later ook voor een paar vrienden die beweerden dat niet zelf te kunnen. Maar het lezen van boeken is geen vanzelfsprekendheid meer. Vooral papier zou onder druk staan. En mede daardoor zijn er minder boekenkasten nodig.
Uit het recentelijk uitgekomen rapport De staat van het onderwijs blijkt dat in 2018 een kwart van de vijftienjarigen aan het eind van de basisschool niet goed kan lezen. In 2003 was dat nog 11 procent. Dat raakt de literatuur, maar het is ook een onprettig idee dat een jonge tandarts of heftruckchauffeur straks zijn werkinstructies misschien niet meer goed doorgrondt. En dat je met woorden je juridische gelijk niet meer kunt halen. Misschien kunnen degenen die hun schouders ophalen over afnemende belangstelling voor het lezen daar dan iets mee.
Voor we verder gaan eerst even wat technische notities over de boekenkast in kwestie, bestemd voor een pas gekocht huis in Groningen. Hij wordt 3.40 meter breed, 2.60 meter hoog en 30 centimeter diep. Flink, maar toch niet veel meer werk dan het op maat zagen van 16 latten voor de staanders, 128 latjes voor de verbindingen tussen die staanders om acht planken van elk 3.40 meter te ondersteunen.
Natuurlijk is het verstandig om van tevoren 256 gaatjes in de staanders te boren om splijting van het hout te voorkomen als je de construction fasteners indraait. Dat zijn welbeschouwd schroeven, maar dan met een kopje voor de elektrische schroevendraaier. Wie in een bouwmarkt of doe-het-zelfzaak nu nog om ‘schroeven’ vraagt is wat ze op die plek geen boomer noemen, omdat hier uitsluitend grijzende mannen komen, al kijken ze je wel een klein moment zo aan. Na het verven van de staanders en een paar dagen droogtijd, kan de boel in elkaar gezet worden.
Aan boeken geen gebrek in het huis van de twee jonge Groningers, voor wie ik al eerder een kleinere boekenkast mocht maken. De technische details daarvan laat ik achterwege, want dit is geen klusrubriek, maar er staat best veel in. Op een foto die ik ervan gemaild kreeg, zie ik onder meer boeken over Bowie, Picasso, Willem de Kooning, John Lennon en Marlene Dumas en werk van onder anderen Hans Maarten van den Brink, Joke Hermsen, Han Voskuil, Charlotte Mutsaers, Joost Zwagerman, Spinoza, Tolstoj, Kant, Roger Scruton, Thomas Mann en George Orwell. Het digitaal voyeurisme schoot verder te kort.
Mijn dochter mailde me eens een cartoon van een onbekende tekenaar, waarop je twee moeders in het park ziet zitten. Naast een lezende moeder zie je een lezend kind. Naast een moeder met een telefoontje zit een kind met een telefoontje. De ‘telefoon-moeder’ vraagt met opgetrokken wenkbrauwen aan de lezende moeder How do you get your child to read books?
Niemand weet natuurlijk wat de telefoonmoeder en haar kind op hun foon aan het doen zijn. Misschien lezen ze wel samen Couperus’ Boeken der kleine zielen of Zadie Smith. Toch lijkt die kans me klein. Telefoontjes zitten vol designerdrugs en het is daardoor altijd lastig om je kop er bij te houden. Boeken van papier hebben geen opdringerige concurrentie van Weeronline-alerts (‘Neem je paraplu mee!’), Twitter of Wordfeud of een van de triljoen andere magneten. ‘Wees er snel bij, nog maar één exemplaar en op=op’. Wat kan Couperus of Zadie Smith daar tegenover stellen?
Het vervoeren van een boekenkast met staanders van bijna drie meter is niet te doen in een gewoon personenwagentje. Dat weet ik nu al. Er zijn tegenwoordig echter initiatieven die een beetje lijken op Uber: particulieren met een vrachtwagentje die van alles vervoeren. En omdat de kans klein is dat mensen zelfgebouwde boekenkasten spoorloos laten verdwijnen, lijkt me dat een verantwoorde keus.
Dat er in het nieuwe huis in Groningen straks een grote boekenkast komt te staan, wil niet zeggen dat de oude, kleinere verdwijnt. Hij is bovendien niet eens zo heel klein, eerder een adolescent. Hij mag blijven, wat wel wat zegt over de lees- en boekenambitie van de jonge Groningers, bij wie Borges’ ‘Bibliotheek van Babel’ bekend is, net als het daar deels op gebaseerde De naam van de roos van Umberto Eco. Het begint met een bescheiden boekenkast, dan een grote, vervolgens verschijnen overal in huis heerlijke stapels en het eindigt met een labyrint-bibliotheek.
Wat papieren boeken zo veel waardevoller, ja onvergelijkbaar anders en beter maakt dan welke digitale vorm dan ook is natuurlijk het wonder van de aanraking en de verbondenheid met de maker, zijn tijd en soms met de eerdere bezitter van zo’n boek. Ook het idee dat jij de eerdere bezitter kunt zijn, al ben je er dan nog. Papier is voor altijd. In ieder geval voor heel erg lang, onafhankelijk van de wanen in Silicon Valley, psychotische machthebbers in Witte Huizen, niet meer als compatibel beschouwde software en kwijlend meelezende marketeers. Vergelijkbaar met de heerlijk geurende, verfijnd bloeiende, nooit-digitale roos.
Boeken zijn misschien wel het beste voorbeeld van wat de befaamde Groninger historicus Johan Huizinga zo mooi de historische sensatie noemde. Ofwel het directe en onmiddellijke contact met het verleden, dat steeds gepaard gaat met een volstrekte overtuiging van echtheid en waarheid. Die kan zo maar bewerkt worden door een prent, een regel uit een oorkonde of enkele klanken uit een oud lied. Het hoeven ook geen imposante werken van cultuurhistorische importantie te zijn, een steen of een stukje hout maken evenveel kans ons te roeren. In Huizinga’s woorden goed voor ‘een dronkenschap van een ogenblik’.
Ik houd het hier graag bij een boek, dat bijvoorbeeld een voorvader van mij in handen heeft gehad. Misschien heb ik de man wel nooit gekend, maar we kunnen elkaar zo toch aanraken. Wat helemaal fijn aanvoelt in een tijd van social distancing. Zo krijgt overgrootvader met zijn oude boek toch maar mooi voor elkaar wat de al wekenlang in penitentie verkerende vaders en moeders op dit moment (even) niet lukt.
En hoe waardevol is niet de handtekening in een boek van een bewonderd schrijver, zo mogelijk met persoonlijke opdracht. Vorm of vent kan me wat. Voor gedragen jasjes van popsterren worden ook vermogens neergeteld. Maar bij boeken speelt uiteraard de inhoud altijd een hoofdrol. Zo kun je in de al weer bijna tot op een kwart gevorderde eenentwintigste eeuw gemakkelijk over iemands schouder meelezen hoe het bestaan geweest moet zijn in vervlogen jaren. Het zijn werelden die je digitaal, in zijn steriele, emotieloze vorm, nooit volledig aangereikt zal krijgen. Zoals het doorleefde historische Amsterdam een intensere beleving biedt en zal blijven bieden dan Almere, er gemakshalve van uitgaand dat Almere over een eeuw nog in enigszins herkenbare vorm bestaat.
De vroegste kindertijd bepaalt wat voor mens we worden. Daar hebben mensen als John Watson, de grondlegger van het behaviorisme en Sigmund Freud, aartsvader van de psychoanalyse, nooit een misverstand over laten bestaan. En in hun voetsporen dr. Benjamin Spock, met zijn praktische weetjes voor moeder en kind. Ook hedendaagse opvoedkundigen knikken instemmend mee. In de vroegste jaren is een kind weinig meer dan een vriendelijke dikke spons, die zich vult met indrukken. Daarna gaat er een luikje dicht en beginnen we ons dingen te herinneren. Dan gaat steeds vaker de vraag overheersen: hoe ging dat ook nogal weer.
De kennis uit de sponsperiode blijkt van niet te onderschatten invloed op ons latere leven, als we nog steeds wel wat sponzig zijn, maar in afnemende mate. Vaders die boksen, krijgen gemakkelijker meeboksende zonen, als de kleine jongen al op zeer jonge leeftijd getuige is geweest van de zweterigste aller sporten. En daarover enthousiasme heeft bespeurd. Het moet dus wel leuk zijn om een ander op z’n smoel te slaan, ook al kun je een mep terugverwachten. Stond er thuis echter een enorme boekenkast en trof je je ouders heel vaak lezend en niet zelden ongevraagd citerend aan, dan weet je wat er van komt. Nog 186 gaatjes te boren.
André Keikes