Column: Coen Peppelenbos – Beeldenstorm
Beeldenstorm
Ik heb weleens op een graf willen spugen. Het was het graf van Rudolf de Mepsche dat ik opeens aantrof in de oude romaanse kerk van Garmerwolde. Rudolf de Mepsche had in de 18e eeuw 22 mannen die beschuldigd werden van homoseksuele activiteiten ter dood veroordeeld en in het openbaar aan de wurgpaal gezet. Na hun akelige dood werden ze verbrand. De Mepsche was opgehitst door de religieuze fanaat dominee Van Byler die in zijn boekje Helsche boosheit of grouwelijke zonde van sodomie in haar afschouwelykheit en welverdiende straffe uit goddelyke en menschelyke schriften tot een spiegel voor het tegenwoordige en toekomende geslagte opentlyk ten toon gestelt de theologische rode loper voor de moorden had klaargelegd.
‘Je reist driehonderd jaar her of vliegt acht uur / ver en liefde is een halszaak’ dichtte ik in 2012 toen er elders in de wereld op andere, maar even dubieuze religieuze gronden homo’s van het dak werden gekieperd. Dat zo’n De Mepsche in de kerk zo’n mooie grafsteen had, stak me. Maar spugen deed je niet, want dat hoorde niet en bovendien zouden de vrijwilligers die de kerk in stand hielden dat weer schoon moeten maken.
Ik snap heel goed de woede die betogers hebben tegen ‘koloniale standbeelden’. Anusha Nzume schreef in Hallo witte mensen dat je niet meteen in de vergelijkingen moet schieten (dat je als vrouw ook onderdrukt wordt, dat je het als homo ook niet makkelijk hebt) maar als je je eigen situatie kunt vergelijken met een andere groep dan is dat de gezamenlijke grond waarop empathie groeit. Ik ben wel voor meer (heel veel meer) empathie. Ik kan helemaal begrijpen dat je die standbeelden minimaal van een andere context wilt voorzien en soms uit het straatbeeld wilt zien verdwijnen. Als we dat besluiten dan sta ik aan de kant van de mensen die die standbeelden weg willen hebben. Wat mij betreft naar een museum of naar een themapark. Ik ben dus behoorlijk politiek correct, maar ik leg de grens bij het vernielen van kunst. Wie staat te juichen bij het neerhalen van een standbeeld, staat automatisch aan de verkeerde kant van de geschiedenis. Dat is de geschiedenis van geweld, het recht van de straat en het recht van de massa. Wie een genuanceerd standpunt probeert in te nemen in de discussie, zoals Ted van Lieshout eerder deze week, wordt bedolven onder de drogredenen van fanatieke linkse ideologen. Die zijn net zo haatdragend als de horden ter rechterzijde, al spellen ze doorgaans beter.
‘Colston was het begin, en het einde is nog niet in zicht. Ik zag het en dacht even: hoe zou ik hebben gereageerd als deze beelden door Michelangelo waren gemaakt? Of door Rubens?’ schreef Wieteke van Zeil donderdag in een lezenswaardig stuk op de site van de Volkskrant. De gedachte daarachter is: als een groot kunstenaar die beelden gemaakt zou hebben dan zou je dieper van het verlies doordrongen zijn. Volgens mij moet een kunstliefhebber van elke vernietiging geschokt zijn, of de kunstenaar nu bekend is of niet, of je het kunstwerk nu mooi vindt of niet.
Een van de argumenten die ik, in navolging van Van Lieshout, voor de voeten geworpen kreeg, is dat er al zo lang wordt geprotesteerd en dat er nooit wat gebeurde. Een vals argument, want dat zou je voor heel veel zaken kunnen inzetten. Als je heel lang geprotesteerd hebt tegen X en er is niets veranderd, dan is het gerechtvaardigd om Y te doen. De geschiedenis is een slome gast. De discussie over Zwarte Piet sleept al jaren en jaren, maar er is verandering op komst. De sympathie van een groot deel van de samenleving verspeel je als je geweld gebruikt. Voordat je het weet legt er een rechtse politicus een bosje tulpen neer bij een standbeeld van wat wij vroeger een zeeheld noemden. De volgende keer staan daar de volgers van de rechtse politicus te wachten die ook het recht in hun eigen handen nemen. Of misschien heeft de rechtse politicus zijn volgers al zo opgehitst tegen moderne kunst dat zij vinden dat ze ook standbeelden mogen neerhalen die zij uit het straatbeeld willen halen.
De enige manier om, stapje voor stapje, vooruit te komen is toch door praten en overtuigen. Ik heb misschien het naïeve geloof dat de grote meerderheid van de mensen wel vatbaar is voor een normaal gesprek en wel wil luisteren naar argumenten. Dat is althans de samenleving waarin ik me een beetje thuis voel. Iedereen moet in zijn eigen omgeving en binnen zijn eigen mogelijkheden doen wat hij kan om racisme, homofobie en misogynie tegen te gaan. Je groeit gelukkig zelf in je ideeën en opvattingen, je ziet ook dat de samenleving verandert en je weet ook dat racisme, homofobie en misogynie niet de wereld uit zijn als jij de wereld uitgaat. En toch moet je moedig voorwaarts gaan en nooit meegaan met de mensen die staan te juichen bij het kapot maken van kunst.
Die grafzerk van Rudolf de Mepsche behoorde trouwens niet toe aan de Rudolf de Mepsche die verantwoordelijk was voor de moord op 22 mannen. Had je bijna abusievelijk in de kerk gekwat. Volgens Wikipedia ligt de moordzuchtige De Mepsche in de Martinikerk in Groningen. Toch mooi dat daar boven zijn beenderen ook roze vieringen plaatsvinden en ‘homohuwelijken’ gesloten worden.
Coen Peppelenbos