Recensie: Maurits Wagenvoort – Een huwelijk in het jaar 2020
Ontelbare blanke en grijze vogels met stijve vleugels
Wie een toekomstroman schrijft, heeft – afhankelijk van zijn wereldbeeld – grofweg de keuze tussen 1984 of Utopia. Toen Maurits Wagenvoort (1859-1944) in 1923 zijn toekomstroman Een huwelijk in het jaar 2020 publiceerde moest hij dus honderd jaar vooruit kijken. In de uitwerking van zijn toekomstige wereld is heel goed te zien dat hij hoopte dat de wereld zich eerder richting een utopie zou ontwikkelen dan een dystopie. Heel veel maatschappelijke kwalen uit zijn eigen tijd heeft hij laten verdwijnen.
Wagenvoort was een globetrotter, hij had elk continent bereisd en overal goed rond gekeken. Hij schreef zijn roman kort na de Eerste Wereldoorlog en de Russische Revolutie. Zijn toekomstbeeld is hierdoor sterk beïnvloed. Het kapitalisme is bijvoorbeeld verdwenen, niet door ‘een de gehele wereld uit haar voegen schokkende oorlog, maar door een overal ontstane guerrilla’, en na een ‘proletarische vloedgolf’ vervangen door wat nog het meest lijkt op een socialistische heilstaat. In zijn boek borduurt hij duidelijk voort op de in 1919 opgerichte Volkenbond, die als doel had een nieuwe wereldoorlog te voorkomen. In zijn roman is dit ook gerealiseerd: in 2020 is er één overkoepelend orgaan, dat de wereld bestuurt, conflicten zijn er niet meer. Wel zijn er nog zelfstandige staten (waaronder Friesland) maar hun macht is beperkt. Engels is overal de voertaal. De roman begint met een bijeenkomst van ‘het wereldcongres der gekleurde en blanke rassen’ en dat is pijnlijk om te lezen: Wagenvoort verwachtte dat racisme voorbij zou zijn – al zijn figuren zijn daar ook totaal niet meer mee bezig.
De roman is gesitueerd in Den Haag, een duidelijke herkenbare plaats om de veranderde samenleving van 2020 te portretteren. Wagenvoort doet dit met grote vanzelfsprekendheid. Soms is hij wat vaag omdat hij moest gokken hoe technische ontwikkelingen zich zouden kunnen manifesteren, maar hij is steeds inventief en komt met veel uitgewerkte details. Het huwelijk uit de titel betreft de ambitieuze Cécile van de Beek, die getrouwd is met een dichter. Cécile is ‘Eerste commissares der Noord-Nederlandse Republiek’, want ja, het koningshuis is afgeschaft. Cécile heeft het zo druk met haar hoge functie, dat haar man zijn oog laat vallen op Aline, haar veel jongere secretaresse. Zij wordt zijn tweede vrouw, zonder dat hij van Cécile hoeft te scheiden. Cécile begrijpt zijn verlangens heel goed, hun passie voor elkaar is immers gekalmeerd. Eenzelfde zakelijkheid omringt de opvoeding van kinderen. Kort na de geboorte worden de borelingen ondergebracht in ‘Kindertuinen’ waar ze nog wel af en toe familiebezoek krijgen, maar verder los van de ouders worden opgevoed. Ook hier dus weer weinig ruimte voor sentimenten. Wagenvoort lijkt ook hierbij beïnvloed te zijn door de Sovjet-Unie, waar begin jaren twintig enthousiast gewerkt werd aan een maakbare nieuwe maatschappij. Ook in Den Haag deze strak geordende samenleving. Om te sporten gaan bezoekers naar de Thermen, ook voor andere zaken de centrale ontmoetingsplaats. Vrijwel alle mensen zijn oergezond en leven lang, ze sterven eigenlijk pas als ze genoeg van hun bestaan hebben. Wagenvoort voorzag ook dat kinderen die met een gebrek werden geboren door de overheid kort na hun geboorte gedood zouden werden. ‘Gebochelden, idioten, kreupelen bestonden er thans evenmin als lijders aan verborgen of afzichtelijke kwalen.’ Nieuws wordt uitsluitend verspreid door The Weekly World.
Toen Wagenvoort filosofeerde over een nieuwe wereld, bedacht hij twee ontwikkelingen, die griezelig actueel zijn. Het eerste betreft de ‘fotofoon’, een combinatie van de telefoon en het fototoestel, waar dankzij een radiumuitvinding levende beelden aan toegevoegd worden. De ‘fotofoon’ verbindt de gehele wereld, precies zoals nu internet. Wagenvoort heeft dit op bijna aandoenlijke wijze beschreven. Zo reageert Aline ‘op het fotofoonsein’ en brengt daarmee het toestel in werking. ‘Het sein hield op en voor haar, op het blanke vlak, verscheen het beeld van een glimlachende jonge man.’ In de toekomstwereld van Wagenvoort zijn er nauwelijks auto’s, iedereen gebruikt een vliegtuig als vervoermiddel, machines die loodrecht kunnen opstijgen. Ze worden gebruikt voor intercontinentale vluchten maar ook om even naar het strand of naar Parijs te gaan. Treinen en auto’s spelen in de roman nauwelijks een rol. ‘De stad leek één onafzienbare duiventil in het groen van haar lentebossen, waaruit ontelbare blanke en grijze vogels met stijve vleugels deinend, onder zwaar geronk, af en aan zwermden.’ Een grappig detail is dat veel burgers ‘pastilles’ eten met geconcentreerd voedsel, waardoor er nog maar zelden gezamenlijk gedineerd wordt. Gezelligheid lijkt als fenomeen verdwenen te zijn.
Seks en passie spelen in de nieuwe wereld van Wagenvoort geen grote rol. Alle menselijke relaties verlopen op het eerste gezicht nogal hygiënisch en rationeel. Toch zijn er ook tegengeluiden, onder andere afkomstig van Liberty Mens, leidster van de ‘Natuurmensen’. Zij hebben voor een seksuele revolutie gezorgd: in de Kindertuinen wordt nu het ‘aankomend geslacht’ gestimuleerd, ‘[…] jongens en meisjes, geheel naakt met elkaar te baden en te gymnastiseren. Deze zogenaamde Natuurmensen beweerden daarin een inwijding te vinden tot een hogere seksuele moraal.’ En dan is er de negentigjarige ‘Grand’maman’, die de geschiedenis vertegenwoordigt en moeite heeft met het met de mantel van de ratio bedekken van wat vroeger gewoon incest of bloedschande genoemd zou worden. Zij houdt ook vast aan het Rooms Katholieke geloof. Religie is overigens een aspect van het leven dat Wagenvoort een beetje weggefrommeld heeft. De roman eindigt met een tweede huwelijk, dat tot stand komt nadat een jonge vliegenier zijn jaloezie niet de baas is en Aline op brute wijze voor zich wint. Daarmee dringt in de roman toch weer even een duidelijke vorm van het menselijke tekort door, zo utopisch was Wagenvoort nu ook weer niet.
Het is heel gemakkelijk om Wagenvoort te verwijten dat hij allerlei ontwikkelingen heeft gemist, zoals de Tweede Wereldoorlog, de excessen van het communisme of het populisme, maar zijn boek is desondanks bijzonder boeiend. Deze wending had de maatschappij ook kunnen nemen, denk je geregeld. Zijn nieuwe wereld is daarbij volkomen consistent. Zoals vaker in zijn romans lijkt Wagenvoort zich wel meer thuis te voelen bij het uitwerken van maatschappelijk onderwerpen dan het uitdiepen van zijn karakters. Ook in dit boek worden het nooit boeiende persoonlijkheden. Wagenvoort kende zijn beperkingen op dit punt. Het is niet voor niets dat in zijn roman wel een Louis Couperuspark figureert en hij zichzelf in 2020 ‘vergeten’ noemt. Eén aspect ontbreekt zeer opvallend in de roman. Wagenvoort heeft zelfs voor de toekomst het homohuwelijk niet aangedurfd. Een wereld waar homoseksuelen – zoals hijzelf – duidelijk zichtbaar zijn geworden moet hem absoluut onhaalbaar geleken hebben.
Doeke Sijens
Maurits Wagenvoort – Een huwelijk in het jaar 2020. Met een inleiding van A.H.J. Dautzenberg. L.J. Veen, Amsterdam. [Eerste druk: 1923].